donderdag 23 september 2010

Openheid

Als ze me ziet hannessen met het krijtbord, staat ze op, loopt om de tafel heen en pakt de rechterschraag vast die ik bijna liet vallen. Ze kijkt verongelijkt. "Sorry, dat ging niet helemaal vlekkeloos." Ze tovert de bekende glimlach rond haar mond, een oprechte glimlach. En ik smelt weg. Tussen de muur met de groene krijtborden en de tafel loop ik linksom naar de stoel waar ze weer op zit. Het flitst ineens in mijn hoofd en zonder mijn zo gebruikelijke bedachtzaamheid floep ik het eruit: "Mag ik je iets vragen?". Naarstig zoek ik in mijn hoofd naar de vraag die ik dan wil stellen. Er is helemaal geen vraag, wat wil ik vragen? Als ze nu maar nee zegt, of zoals ze vaker reageert:"Vraag je vraag en vraag geen toestemming." Altijd op een geïrriteerde toon. Ze haat onderdanigheid, ze haat het wanneer ik het kleine afwachtende jongetje speel. Helaas is dat de rol waarmee ik de meeste ervaring heb. Ze kan het mij niet kwalijk nemen dat ze mij koos, en nu lijkt het alsof ze mij daar toch de schuld van geeft. Mijn bedenkingen verdwijnen bij haar reactie: "Natuurlijk, wat wil je vragen?" Ze kijkt me verwachtingsvol aan, alsof ze een prachtige opening naar een gesprek vermoedt. Nieuwsgierig, onderzoekend. Ze is blij dat ik na de stilte van het afgelopen uur weer wat spanning breng in ons contact, weer verbinding zoek. Waar zij mij zo-even hielp met de borden, was het gevoel van ontspanning groot en welkom. Eindelijk konden we zonder de zo duidelijke spanning van de afgelopen weken bij elkaar zijn. Allebei werkend aan ons eigen stukje, en toch heel dicht bij elkaar. Het gevoel dat we een stel zijn dat het leuk heeft.

"Wat wil je me vragen schat?" Ik kniel voor haar, leg mijn onderarmen in haar schoot en kijk haar vriendelijk glimlachend aan. Ze straalt. Ik schrik als ik merk welke vraag in mijn hoofd opkomt. Oh nee, dat kan ik niet doen. Dit wordt drama, als ik dit vraag. Ik neem een hap adem, breng wat meer spanning in mijn lijf, alsof ik mij onbewust schrap zet voor wat komen gaat. Ik kan er nu niet meer omheen. Al flitst er door mijn hoofd dat ik gerust een andere vraag kan verzinnen, zoals wat gaan we eten, of hoe is het met je vader. Een neutrale vraag, een die niet het gevaar meebrengt van een ontploffing. Ze kijkt me aan, legt haar handen rond mijn gezicht: "vraag maar". Even overweeg ik om haar ten huwelijk te vragen. De innerlijke lach bij die gedachte brengt mij de ontspanning die nodig is om mijn vraag te stellen, zonder haperen, zonder aarzeling. "Zal ik vannacht blijven slapen?" Zonder antwoord geven springt ze op, duwt me aan de kant, loopt stampvoetend richting televisie. Ze drukt de uitknop in, zet hem dan weer aan. Ze draait een paar rondjes. Dan schreeuwend: "Nee, dat kan niet, dat is toch duidelijk, HET KAN NIET!!!"

Ik schrik, en snik. Tranen rollen over mijn wangen, ik heb een brok in mijn keel. Ik ga zitten op de stoel waar zij net vanaf sprong, hoofd in mijn handen. We zijn er weer, de harmonie is weg. Het leek net allemaal zo vanzelfsprekend, eindelijk hadden we samen de rust bij elkaar gevonden. Mijn snikken worden harder, een uithaal volgt. Ze loopt op me af, legt een hand in mijn nek, ze streelt me. Ik stamel: "wat is er toch, wat is dit toch..." Ze legt haar hand rond mijn oor, duwt mijn hoofd zodat ik haar aankijk, ze straalt volkomen rust uit. "Bedankt voor het vragen, het is nu duidelijk, ik weet waarom..." Ik laat mij vallen van de stoel, liggend op de grond schreeuw ik het uit van frustratie, pijn en onbegrip. Het verdriet stokt in mijn keel. Als ze naast me knielt en met haar hand mijn rug streelt komen de tranen los. Met lange uithalen stroomt mijn verdriet naar buiten. Ze blijft naast me en bij me tot mijn uithalen overgaan in snikken. Ze helpt me rechtopzitten, veegt mijn tranen weg en begint te vertellen...