zaterdag 20 september 2008

Paniek!

Lange passen makend, been ik voorbij de terrasjes, scannend naar mooie vrouwen met een moederuitstraling waarbij ik zou kunnen uithuilen. Elke stap verder bal ik mijn vuisten steviger, om mijzelf maar bij elkaar te houden. Hier loop ik om te laten zien dat ik nog een eenheid ben, lichaam en geest. En dat ik nog in controle ben. IK loop. Ik kan niet naar huis, ik moet nu hier onder de mensen zijn, in de straat, in beweging. Nu stilzitten, betekent het einde van mij, dan ga ik op in de omgeving, of vervloei met de straat waar mijn voeten op rusten. Zelf voor stilstaan ben ik bang. Doorlopen, houd de pas erin. Recht in de ogen kijkend van een meisje dat op de fiets aankomt, springen haast de tranen in mijn ogen. Ik houd vol, ik kijk haar aan met een medelijden zoekende blik. Ze kijkt terug en glimlacht lief. Ik ben er nog, men reageert op mij alsof ik mens ben. Ik doe het nog.

Links twee winkelverkopers die naast de deuropening een sigaret roken. Sportschoenenzaak, stoere kleine, mediterrane jongens. Ze kijken me brutaal en bozig aan. Wanneer ik wegkijk, komt de neiging tot slaan in mij op. Ik sla ze in elkaar, ik sla erop! De woede giert door mijn lijf, nog harder loop ik verder. De hoek om, het pleintje over. Een vol terras, ik loop snel verder. Niet meer kijken, niemand meer aankijken. Ik voel mijn borstkas op en neer gaan, onderdruk de neiging te gaan rennen, weg te rennen. Ik wil weg van mezelf. Tegelijkertijd probeer ik uit alle macht mezelf bij elkaar te houden. Niet gaan stromen nu, niet vervloeien, blijf erbij. Ik praat mezelf moed in, dwing mezelf heel te blijven. Het voetgangersstoplicht verspringt naar rood wanneer ik het zebrapad opstap. Op de vluchtheuvel halverwege de weg sta ik stil. "Nee, niet stil staan!" Klinkt het in mijn hoofd. Beide vuisten gebald. Overspanning in mijn bovenbenen. Ik houd het niet meer, ik houd het niet meer! Rechts van mij trekt het verkeer op, ik ben te laat, nu moet ik blijven staan. Met mijn ogen dicht hoor ik het verkeer vlak langs mij voorbij razen. Ik wacht en tel: één, twee, drie auto's.
Zonder mijn ogen te openen stap ik het zebrapad op.

Geen opmerkingen: