"Hoe kom je aan die 'o'?" klinkt er vanuit het interieur van de auto.
"Hoezo?"
"Nou, ik ken geen boom met een 'o' op het eind lieverd", een volle lach volgt.
Bij de achterkant van de auto verschijnt een forse vrouw, strakke zwarte legging, ruim vallend hemd, zwaar opgemaakt - vooral veel zwarte mascara - en met een brandende sigaret, die ze tussen twee vingertopjes lichtjes omklemt, in een hoek van haar mond.
"Nee hè, zou ik dan tweeletterige noot niet goed hebben?"
Ze richt zich op en kijkt even in mijn richting om dan snel haar hoofd de andere kant op te draaien. Geen groet, geen knik, geen blik. Ze doet alsof ik er niet ben.
Het gesprek tussen de twee gaat nog een tijdje door. Ik blijf hen volgen, liggend voor mijn tent. Ik eet en drink wat en lach om hun heen en weer gekwetter.
Lees verder op Bruce's bike blog
zondag 28 december 2008
Verlangen
Het verlangen is nu nog vormgegeven in het doorfietsen tot Madrid om daar mijn fiets aan de spaanse wilgen te kunnen hangen. Ook al spreek ik mezelf daar vreselijk in tegen: gisteren kocht ik een Michelin overzichtskaart van het gebied Cataluña/Andorra/Aragon en begon 's avonds daarop meteen de mogelijke routes te onderzoeken van Madrid naar Barcelona. Mocht ik mezelf nog weten te motiveren na Madrid verder te fietsen, dan had ik tenminste één optie paraat. En in mijn achterhoofd bedenk ik vandaag dat het ook een mooie onderneming is om door te fietsen naar Sevilla, Marbella, of Gibraltar.
Lees verder op Bruce's bike blog
Lees verder op Bruce's bike blog
vrijdag 26 december 2008
Guadarrama
Zevenveertig dagen ben ik nu onderweg. Ik bevestig het nog maar een keer voor mezelf. Zevenveertig dagen en in cijfers - 47 - ziet het er nog wat indrukwekkender uit. Ik vergelijk me niet met de wereldfietsers die jaren van huis zijn, dat is mijn ding niet, nu niet. Zevenenveertig dagen, niet eerder was ik langer dan vijf weken weg van huis. Hier in de zon van midden Spanje bevalt het me best. Op de camping is het nog rustig wanneer ik rond zeven uur een tijdje mijn blik richt op de snelweg die ver beneden mij ligt, achter het hek van de camping en een stuk onbegaanbare helling. Enigszins troosteloos doet het uitzicht mij aan, het had net zo goed kunnen regenen. Fris is het nog zo op dit vroege uur. De hemel lijkt niet helder, maar het licht is fel genoeg om mijn ogen alles te laten waarnemen wat er is. In de afgelopen weken is mijn blik scherper, onderscheidender geworden. Alsof ik beter weet, waarneem, wat er om mij heen is. En mogelijk minder van wat er in mijzelf is.
In het volle besef dat dit de laatste dag is van deze fietsreis ben ik opmerkzaam op elke minuut die nu volgt. Alle handelingen voer ik uit met alle aandacht die in me is. Het douchen, naar de wc gaan, scheren, tandenpoetsen, bij elk dagelijks ritueel is de gedachte: morgen is alles anders. Weemoedig en verward pak ik mijn spullen in. Gelukkig hoef ik er na bijna zeven weken niet meer over na te denken en gaat het opzadelen vanzelf. Er is alle ruimte om de melancholie door mijn gemoed te laten kabbelen. Bij de aanblik van de verdorde stenige vlakte die deze camping is, krijg ik haast tranen in mijn ogen wanneer ik eraan denk dat ik hier over een paar minuten niet meer zal zijn. In die gemoedstoestand vertrek ik uit Segovia, alsof het erbij hoort wanneer je deze van religie doordrenkte stad hebt aangedaan. Het eerste uur verkeer ik nog in een lichte staat van verheven afstandelijkheid tot de wereld. En ergens in mijn lichaam voel ik ook de weerstand om verder te fietsen.
Gisteren bracht de verbazing van Maite over mijn voornemen om de Navacerrada pas te nemen, per fiets, mij een beetje van mijn stuk. Kan dat dan niet? "Mijn vader rijdt die ook wel eens, vanuit Madrid, maar dan op een racefiets. En hij vindt het een heel erg zware klim!", is haar reactie. En daarbij toont haar gezichtsuitdrukking het volledige ongeloof over mijn plan om die berg over te fietsen. "Is er dan een alternatief dat haalbaarder is?", hoorde ik mijzelf haar gisteren vragen. Mijn twijfel over wat te doen, is door haar opmerking duidelijk aangewakkerd. Dat begon al eerder, toen we spraken over hoe ik helemaal tot Segovia was geraakt. Ze vroeg me of het goed was gegaan met trein en bus in Frankrijk. Met een blik van totaal onbegrip vroeg ik haar: "Wat bedoel je?" "Nou ja, je hebt er best lang over gedaan!" Met lichte irritatie leg ik haar uit dat ik geen bus en trein van dichtbij heb gezien en de hele reis per fiets heb afgelegd. Zonder aankondiging verandert ze van gespreksonderwerp, het idee toe te moeten geven aan de illusie die ik haar net schetste trekt haar duidelijk niet. Ik laat het erbij, dan maar niet: ook de ongelovigen hebben recht op hun werkelijkheid.
Na telefonisch overleg met haar vader blijkt dat er wel degelijk een alternatief is voor de als onmogelijk te nemen aangeduide barrière van de Navacerrada: de Puertó de Leones, ook wel de Guadarrama. Die is minder hoog en minder steil, maar voert wel over een drukkere verkeersader naar Madrid. En daarbij is het kilometers om, niet mijn ding. En in gedachten had ik de Navacerrada al overwonnen, alleen fysiek is het nog een barrière. Helaas heeft al het geklets erover mijn mentale beren weer tot leven gewekt. Nu zie ik er pas echt tegenop om die pas te gaan befietsen. Ik denk nog maar eens terug aan mijn bedwinging van de Mt. Ventoux van twee jaar geleden. Dat helpt wel, maar juist de verkeerde kant op. Destijds fietste ik in bijna drie uur, zonder bagage, naar 2000 meter. Nu is het tot 1860 meter, met veel teveel aan bagage in een mindere fysieke conditie op onbekender terrein. Het feit dat ik start vanaf ongeveer 900 meter doet niet terzake, zo vind ik nu. Tot Madrid is bijna 90 kilometer en de klim is al vroeg in de rit, daar ga ik last van krijgen zo praat ik mezelf verder de put in. En de twijfel van Maite doet nog een extra duit in de zak van mijn ontmoediging.
Gisteren stelde Maite voor om mijn fiets maar achter in haar auto te gooien zodat ik zondag al met weinig moeite in Madrid zou aankomen. Waarom fietsen als het ook per auto kan? En ze deed het graag voor me, me meenemen naar Madrid. Langzaam, vol ongeloof over haar onbegrip, schudde ik mijn hoofd. Met een brede grijns voegde ik haar toe dat dat niet tot de opties behoorde. Minutenlang praatte ze op me in, met net zoveel onbegrip over mijn stellingname als ik had over haar ongeloof inzake mijn reismethode tot aan Segovia. Er gaapte een gigantische sportculturele kloof tussen ons. Later vernam ik van haar vader - die die Puerta de Navacerrada al meerdere keren overwon - dat ze nog nooit van haar leven een of andere sport had beoefend. Ik sloot me af voor verdere discussie en twijfel, althans uiterlijk, en nam me voor vandaag mijn plan ten uitvoer te brengen. In de ochtendkoelte die afstraalt van de bergrug die honderden kilometers links en rechts voor me uitstrekt, steekt de twijfel weer de kop op. De bergkam die Madrid scheidt van het noordelijke Spanje is vele malen indrukwekkender dan destijds de aanblik van die witte puist in het verder vlakke land van de Vaucluse. Daar zijn er alternatieven, het opfietsen van de Ventoux is een optie maar absoluut geen verplichting om van zuid naar noord te komen. Hier is die keus er niet. En zaterdag zag ik die aankondiging al, vanaf het moment dat ik voorbij Cantalejo reed had ik het indrukwekkende uitzicht op de Sierra de Guaddarama. Meer dan honderd kilometers bergrug die in de verre verte bedaard op mij lagen te wachten.
In het volle besef dat dit de laatste dag is van deze fietsreis ben ik opmerkzaam op elke minuut die nu volgt. Alle handelingen voer ik uit met alle aandacht die in me is. Het douchen, naar de wc gaan, scheren, tandenpoetsen, bij elk dagelijks ritueel is de gedachte: morgen is alles anders. Weemoedig en verward pak ik mijn spullen in. Gelukkig hoef ik er na bijna zeven weken niet meer over na te denken en gaat het opzadelen vanzelf. Er is alle ruimte om de melancholie door mijn gemoed te laten kabbelen. Bij de aanblik van de verdorde stenige vlakte die deze camping is, krijg ik haast tranen in mijn ogen wanneer ik eraan denk dat ik hier over een paar minuten niet meer zal zijn. In die gemoedstoestand vertrek ik uit Segovia, alsof het erbij hoort wanneer je deze van religie doordrenkte stad hebt aangedaan. Het eerste uur verkeer ik nog in een lichte staat van verheven afstandelijkheid tot de wereld. En ergens in mijn lichaam voel ik ook de weerstand om verder te fietsen.
Gisteren bracht de verbazing van Maite over mijn voornemen om de Navacerrada pas te nemen, per fiets, mij een beetje van mijn stuk. Kan dat dan niet? "Mijn vader rijdt die ook wel eens, vanuit Madrid, maar dan op een racefiets. En hij vindt het een heel erg zware klim!", is haar reactie. En daarbij toont haar gezichtsuitdrukking het volledige ongeloof over mijn plan om die berg over te fietsen. "Is er dan een alternatief dat haalbaarder is?", hoorde ik mijzelf haar gisteren vragen. Mijn twijfel over wat te doen, is door haar opmerking duidelijk aangewakkerd. Dat begon al eerder, toen we spraken over hoe ik helemaal tot Segovia was geraakt. Ze vroeg me of het goed was gegaan met trein en bus in Frankrijk. Met een blik van totaal onbegrip vroeg ik haar: "Wat bedoel je?" "Nou ja, je hebt er best lang over gedaan!" Met lichte irritatie leg ik haar uit dat ik geen bus en trein van dichtbij heb gezien en de hele reis per fiets heb afgelegd. Zonder aankondiging verandert ze van gespreksonderwerp, het idee toe te moeten geven aan de illusie die ik haar net schetste trekt haar duidelijk niet. Ik laat het erbij, dan maar niet: ook de ongelovigen hebben recht op hun werkelijkheid.
Na telefonisch overleg met haar vader blijkt dat er wel degelijk een alternatief is voor de als onmogelijk te nemen aangeduide barrière van de Navacerrada: de Puertó de Leones, ook wel de Guadarrama. Die is minder hoog en minder steil, maar voert wel over een drukkere verkeersader naar Madrid. En daarbij is het kilometers om, niet mijn ding. En in gedachten had ik de Navacerrada al overwonnen, alleen fysiek is het nog een barrière. Helaas heeft al het geklets erover mijn mentale beren weer tot leven gewekt. Nu zie ik er pas echt tegenop om die pas te gaan befietsen. Ik denk nog maar eens terug aan mijn bedwinging van de Mt. Ventoux van twee jaar geleden. Dat helpt wel, maar juist de verkeerde kant op. Destijds fietste ik in bijna drie uur, zonder bagage, naar 2000 meter. Nu is het tot 1860 meter, met veel teveel aan bagage in een mindere fysieke conditie op onbekender terrein. Het feit dat ik start vanaf ongeveer 900 meter doet niet terzake, zo vind ik nu. Tot Madrid is bijna 90 kilometer en de klim is al vroeg in de rit, daar ga ik last van krijgen zo praat ik mezelf verder de put in. En de twijfel van Maite doet nog een extra duit in de zak van mijn ontmoediging.
Gisteren stelde Maite voor om mijn fiets maar achter in haar auto te gooien zodat ik zondag al met weinig moeite in Madrid zou aankomen. Waarom fietsen als het ook per auto kan? En ze deed het graag voor me, me meenemen naar Madrid. Langzaam, vol ongeloof over haar onbegrip, schudde ik mijn hoofd. Met een brede grijns voegde ik haar toe dat dat niet tot de opties behoorde. Minutenlang praatte ze op me in, met net zoveel onbegrip over mijn stellingname als ik had over haar ongeloof inzake mijn reismethode tot aan Segovia. Er gaapte een gigantische sportculturele kloof tussen ons. Later vernam ik van haar vader - die die Puerta de Navacerrada al meerdere keren overwon - dat ze nog nooit van haar leven een of andere sport had beoefend. Ik sloot me af voor verdere discussie en twijfel, althans uiterlijk, en nam me voor vandaag mijn plan ten uitvoer te brengen. In de ochtendkoelte die afstraalt van de bergrug die honderden kilometers links en rechts voor me uitstrekt, steekt de twijfel weer de kop op. De bergkam die Madrid scheidt van het noordelijke Spanje is vele malen indrukwekkender dan destijds de aanblik van die witte puist in het verder vlakke land van de Vaucluse. Daar zijn er alternatieven, het opfietsen van de Ventoux is een optie maar absoluut geen verplichting om van zuid naar noord te komen. Hier is die keus er niet. En zaterdag zag ik die aankondiging al, vanaf het moment dat ik voorbij Cantalejo reed had ik het indrukwekkende uitzicht op de Sierra de Guaddarama. Meer dan honderd kilometers bergrug die in de verre verte bedaard op mij lagen te wachten.
zondag 7 december 2008
De geur van hout
De geur van hout brengt terug de herinnering aan.
Blauwe overall, geruite pet,
vette lucht van brilcrème,
scheerpannetje op 't vuur,
wit geribbeld onderhemd,
bleek lijf, bruine armen,
kolenschoppen, spiegelende klatschkop,
laarzen op de tegels,
bij sneeuw en in zomer,
afkloppen van broekspijpen,
halfzware shag, klamvochtig pondspak,
paardje rijden, Ie-aa, Ie-aa,
net pak, felkleurig overhemd,
flexibele,
rotmeiden,
godvergemichmienoe,
kabenesse,
Grolsch beugel,
Honda,
aardbeien,
boontjes,
tuintje,
stalletje.
Pikzwart haar.
De geur van houten planken brengt terug de herinnering.
Zondag 3 augustus 2008,
Bi-2121 nabij Kurtzero, Spanje.
dinsdag 25 november 2008
Homebase
De rest van mijn leven op de fiets? Nee, dat is het niet. Dit fietsen was een middel om tot iets te komen. Dat heb ik bereikt en veel meer dan dat. De tocht is waardevol geweest. Ik heb inzichten opgedaan, ben moedig en sterk geweest, heb goed voor mezelf gezorgd. En ik heb veel nieuwe indrukken gekregen van de wereld, de mensen om mijn heen, mijn plek daartussen. Ik ben tevreden over de voorbije weken. Het sterke gevoel dat ik echt mijzelf ben tegengekomen en dat ik daar blij mee ben is overheersend over al het andere. Ik ben geslaagd voor de proeve die ik mijzelf heb gesteld, met vlag en wimpel. Dat waarvan ik niet wist waar het te zoeken, heb ik op deze reis gevonden. Ik ben thuis bij mezelf, de reis is teneinde.
lees het hele bericht
lees het hele bericht
maandag 24 november 2008
Basecamp 3
De klim naar de Rosier volgt, de hoogste top. En vanaf hier, het diepste punt, is dat 11 kilometer klimmen. Ruim anderhalf uur dus. Het begint weer te regenen als ik aan het eerste stuk naar La Gleize bezig ben. Twijfelend over de duur van dit buitje rijd ik nog even verder om dan vloekend te stoppen en mijn regenjas weer aan te trekken. Voor de te ontwikkelen hitte bij beklimming had ik die alvast uitgedaan. Ruim honder kilometer heb ik er nu opzitten, al zeven uur onderweg en in het zadel. De vermoeidheid en lichamelijk frustratie van het niet kunnen rusten slaan toe. Ieder klein tegenslagje verandert in een haast overkomelijke ergernis. Het oversteken van de drukkere weg in La Gleize levert een woedeuitbarsting op. Ik vloek en tier op het verkeer, de slechte bebording, het natte wegdek en die verdomde tank op het pleintje naast de weg. Wat een onzin en gedoe hier allemaal! Ik wil in alle rust kunnen fietsen, flikker allemaal toch op!
lees het hele bericht
lees het hele bericht
zondag 23 november 2008
Luxemburg Visited
Mijn achterrem zet ik voor de zekerheid wat losser. Na honderd meter fietsen constateer ik dat het niet helemaal goed is gegaan. De zijslag is minimaal, maar het wiel heeft ook een vervelende hoogteslag opgelopen. Na wat heen en weer lopen met de fietsen kan ik het punt markeren. Met de spaaksleutel draai ik de tegenovergestelde zijde wat aan en los ik de plek van de slag. Al bijna een uur ben ik nu bezig met deze ene gebroken spaak. Mijn beslissing is kort en ferm, ik ga doorrijden tot huis met een hoogteslag. Het enige wat er kan gebeuren is dat de slag wat afneemt. De eerste kilometers is het gehobbel uitermate vervelend. Al trappend weet mijn lichaam te adapteren, zoals je ook kunt wennen aan het wonen langs een spoorlijn en je op den duur de nachtelijke goederentrein pas opmerkt als die een dagje overslaat.
lees het hele bericht
lees het hele bericht
Kolchozen
"Bien chargez" neem ik afscheid, het personeel een beetje meer verward achterlatend dan het al was. In hun ogen is het sowieso al vreemd dat ik niet ga zitten lunchen op het daarvoor bestemde tijdstip. Dat ik dan ga fietsen, zo volbepakt, is hier reden tot veel hoofschuddens en ietwat verbaasde glimlachen.
Na deze proviandering fiets ik met een geruster gevoel verder. Château-Salins afgevinkt, daar hoef ik niet te overnachten, en voldoende vocht om vandaag en de nacht door te komen. Dan hoef ik nu alleen nog maar te fietsen, en mijn proviand te nuttigen. Wat is het leven toch weer heerlijk simpel. In Château-Bréhain stop ik even om te kijken of mijn banaantje er nog ligt. Daar beslis ik ook dat ik niet de iets kortere zelfgemaakt variant over Brulange neem, maar nu de officiële route volg. Dan kan ik het plaatsje Lucy ook aandoen. Het half uur er naartoe fantaseer ik over blonde meisjes in petticoats die de straten van het dorp bevolken wanneer ik er binnenrijd.
lees het hele bericht
Na deze proviandering fiets ik met een geruster gevoel verder. Château-Salins afgevinkt, daar hoef ik niet te overnachten, en voldoende vocht om vandaag en de nacht door te komen. Dan hoef ik nu alleen nog maar te fietsen, en mijn proviand te nuttigen. Wat is het leven toch weer heerlijk simpel. In Château-Bréhain stop ik even om te kijken of mijn banaantje er nog ligt. Daar beslis ik ook dat ik niet de iets kortere zelfgemaakt variant over Brulange neem, maar nu de officiële route volg. Dan kan ik het plaatsje Lucy ook aandoen. Het half uur er naartoe fantaseer ik over blonde meisjes in petticoats die de straten van het dorp bevolken wanneer ik er binnenrijd.
lees het hele bericht
vrijdag 14 november 2008
Shock treatment
De auto neigt tot slippen op de met natte bladeren bedekte klinkerweg. Voorzichtig minder ik vaart en lees wat er op de borden links en rechts staat. De naam van de afdeling waar ik moet zijn ben ik alweer vergeten. EMG is de afkorting van het onderzoek, dat heb ik onthouden. Ik lees het lijstje en kijk waar de pijltjes heen wijzen. Hier aan de achterkant van het ziekenhuis was ik nog niet eerder. Gelukkig ben ik wat eerder vertrokken dan ik anders doe, wanneer ik mijn gebruikelijke neiging om exact op tijd te arriveren volg. Ik heb nog even de tijd om te zoeken. Het boekje met de uitleg en het adres liet ik thuis, daar heb ik nu geen hulp van. In mijn hoofd repeteer ik de zinnen die dokter Raaijmakers met haar heldere stem en duidelijke articulatie de vorige keer meegaf: "Zij-ingang, helemaal doorrijden naar achter over het weggetje." Alle zijweggetjes lijken mij nu ook goed, en waar 'helemaal naar achteren' is, daar ben ik nog niet uit. Op de gok rijd ik naar links, met de bocht mee naar rechts en lees dan op het volgende bordje de afkorting KNF. 'Ping', doet het in mijn hoofd: herkenning. Er volgt nog een los bordje met KNF rechtsaf. Ik parkeer wat verderop - voor de deur is helaas geen plaats - en loop terug naar het gebouw waarvan ik denk dat het KNF is. Bij de deur geen bordje, binnen geen receptie. Ik klop op de eerste deur links, die halfopen staat. Een vrouw achter een PC draait zich om en kijkt mij bevreemd aan. "Ik zoek KNF, denk ik", zeg ik. "Kom je voor een vaatonderzoek?", "Nee voor een EMG." Ze kijkt me niet begrijpend aan. Het duurt even voordat ze zich herstelt en antwoord geeft op mijn eerste vraag: "Dit is psychiatrie." Ze heeft duidelijk nog wat langer nodig om de informatie over KNF op te diepen uit haar geheugen. "KNF is het volgende gebouw, hier buiten en dan rechts de hoek om."
Bij KNF wel een bordje buiten waaruit blijkt dat ik daar ben aangekomen. Ik ben licht geïrriteerd over het ontbreken van een bordje bij Psychiatrie, waarom daar geen labeltje aan de deur? Binnen bij KNF staan in de hal vier stoelen naast elkaar tegen de muur, een geïmproviseerde wachtruimte. In de gang links hangt een bordje: "Hier melden". Het hangt precies voor de receptie. Er is niemand achter het raampje dat openstaat. Het is hier stil, in de vijf minuten dat ik binnen ben, heb ik nog geen levend wezen ontdekt. Ik loop de gang in tot onder het bordje. Voor me op de balie een bakje met een briefje: "Als er niemand bij de receptie is, leg dan uw ponskaartje in het witte bakje en neem plaats in de wachtruimte." Het woord ponskaartje brengt een schrikreactie bij mij te weeg. Mijn maag krimpt samen. In mijn hoofd draai ik het filmpje van de vorige keer af. Het ponskaartje zat toen niet in mijn portemonnee, voor mijn vakantie had ik het eruit gehaald. Voor één keer mocht het wel zonder, de assistente schreef mijn gegevens wel even met de hand op. Het ging maar om één dossiermapje. Of ik hier op deze afdeling die er strak georganiseerd uitziet daar ook mee weg kom? Angstig over de teleurstelling wanneer ik het pasje er niet vind, diep ik mijn beurs op uit mijn broekzak. Met tegenzin blader ik door de dikke stapel pasjes, NS kaart, bankpas, ANWB pas, biebpas, zwemabbo, Franse telefoonkaart, verzekeringsbewijs... Als laatste voel ik een pasje met reliëfletters, nog voordat ik het zie. Zucht, ik hoef niet meer te denken over hoe ik nu nog een pasje ga versieren. Helemaal naar de hoofdingang, daar wachten op mijn beurt, een ponskaartje laten maken, weer terug en dan een kwartier te laat zijn. Opgelucht laat ik het pasje in het bakje vallen. Nog steeds ben ik er niet zeker van dat ik hier goed zit.
Om even tot rust te komen van de opgekomen ziekenhuis stress loop ik naar de wachtruimte. Als ik hier niet moet zijn, dan hoor ik dat zo wel. Nog voordat ik weer bij de vier stoelen ben, roept iemand mij terug. "U mag al komen hoor!" Nu zit er wel iemand achter het raampje. Een goed verzorgde, helder kijkende vrouw. Ze staat al in de gang voordat ik bij de receptie terug ben, steekt haar droge stevige hand uit en stelt zich voor. Ze zal het onderzoek doen en dan volgt er nog een gesprekje met de dokter over de uitslag. Ze is koel, zakelijk en helder. Straalt vertrouwen uit. Ze kijkt me strak aan wanneer onze handen voor even verstrengeld zijn. Licht gespannen volg ik haar tot in de onderzoekskamer. Een bed, links daarvan een tafeltje met wielen en daarop een apparaat met knopjes, draai en druk. Een computer scherm daarachter. Op het bed gezeten reikt ze me het kussen dat er op lag aan. Mijn rechterarm moet er boven op. Na mijn pink te hebben schoongemaakt met een watje met wat alcohol, begint ze met het bevestigen van de elektroden. Twee aan mijn pink en nog één bij mijn pols en op mijn onderarm. Tegelijkertijd vertelt ze wat ze van plan is te gaan doen. Ik krijg het maar half mee, gebiologeerd neem ik het apparaat en het beeldscherm in mij op. Getriggerd door haar 'hoge spanning', volg ik weer wat ze zegt. Ik ben er niet gerust op dat dit aangenaam blijft zoals het nu lijkt. Mijn indruk is dat we wat keuvelen en zo meteen de koffie en koekjes worden binnengereden.
Ze stelt het apparaat in en bereidt me voor op de schokjes: "Ik begin licht en daarna worden ze sterker, probeer je arm maar stil te houden". Bij het eerste schokje moet ik nog lachen. Ze houdt een klein balkje met op de uiteinden twee koperen plaatjes tegen mijn arm aan, net voorbij de pols. Een lichte tinteling gaat door mijn hand, mijn pink gaat heen en weer zonder dat ik daartoe opdracht heb gegeven. Ze draait wat aan de knopjes en een tweede, veel heftigere schok volgt. In een poging mijn arm stil te houden schop ik mijn linkerbeen omhoog. De derde schok is een echte stroomstoot, nu roep ik auw, tegelijkertijd met het uitzwaaien van mijn linkerbeen. Dit is niet fijn. Na nog wat losse martelschokken, stelt ze de machine in op automatisch en volgt er een reeks van schokken. Het voelt als het geluid van een elektronische gasaansteker: "Tik, tik, tik, tik, tik". In mijn hoofd klinkt het ook zo door. Na een tiental is het voorbij, ik zucht uit wanneer ze het balkje met de koperplaatjes weghaalt van mijn arm. Het verhoor is over, ik heb niets losgelaten. Dan verplaatst ze het balkje naar net onder mijn elleboog. Ze is nog niet klaar!!!
Het hele ritueel herhaalt zich, maar nu zijn de schokken voelbaar van mijn elleboog tot aan mijn pink. Mijn arm schokt nu ook op en neer en mijn pols zwaait uit. Na elke schok hoop ik dat het voorbij is. Wanneer ze het balkje met de contactpuntjes weghaalt vraag ik ter afleiding wat over het apparaat, wat ze doet en hoeveel spanning ze nu op mijn arm zet. Dat weet ze niet, ze voert steeds de stroom op zegt ze. Ik begin nu een beetje te twijfelen over haar kundigheid en vraag me af of ze de wet van Ohm wel kent. Er volgt nog een sessie met het contact achter mijn elleboog zodat de schokken over een nog groter gedeelte van mijn arm voelbaar zijn. Wanneer dit voorbij is, zucht ik nog een keer: nu is het toch wel over. Ze tuurt wat op het scherm, meet mijn arm nog een keer op drie punten: pols naar pink, onder elleboog naar pink en achter elleboog naar pink. Ze rekent wat, denkt even na en pakt dan nog een keer het contactbalkje. "Nog één keer, dan laat ik het de dokter zien en als die zegt dat het goed is dan zijn we klaar". Ik zit hier nu al een kwartier aan het lichtnet en heb nog steeds niets losgelaten, maar ik sta er niet voor in dat ik zo meteen niet alsnog doorsla. Ik wacht nog op het moment dat ze vraagt: "Is it safe?"
Terwijl ik met mijn arm gekoppeld aan de rode, zwarte en gele stroomdraden blijf zitten, loopt ze de kamer uit om de dokter van de resultaten op de hoogte te brengen. Gedwee blijf ik wachten en hopen dat het allemaal goed is gegaan. Ik ben het helemaal zat deze schokbehandeling, en het is niet eens om het beter te maken. Nee, enkel om te meten dat het en wat er mis is. Of zelfs dat niet eens, het gaat om het bevestigen van een aan zekerheid grenzend vermoeden. Het toetsen van de theorie aan de praktijk middels meten = weten. Na 3 lange eenzame minuten komt de assistente terug. "Het is goed hoor, de dokter vindt het goed", zegt ze terwijl ze de contactstrookjes van mijn pink, hand en arm afhaalt. "Aan de overkant van de gang zit ze op je te wachten, neem je spullen maar mee, dan zal ze je uitleggen wat het resultaat van de meting is."
Ze lijkt veranderd, nog magerder dan vorige keer. Maar ze kijkt helderder uit haar ogen. Is frisser, rustiger. Is ze op vakantie geweest? Of is het de omgeving van haar eigen laboratorium waar ze nog meer op haar gemak is dan in haar spreekkamer op de poli? De toon is dezelfde als de vorige keer, hooguit wat gehaaster. Nog voor ik zit, vat ze de conclusie van het onderzoek samen in drie woorden: "Duidelijk en licht". Ik heb het idee in een eenakter terecht te zijn gekomen, ik verwacht dat ze vervolgt met een sonnet over armen, zenuwen en elektromyogrammen. In plaats daarvan vertelt ze in een paar minuten in een goed te volgen steno wat de cijfers en grafieken betekenen. Het duidelijk slaat op de afname van de doorgifte van zenuwprikkels door de Ulnaris. Een duidelijk gevalletje neuropathie. De indicatie hiervoor is de doorgifte snelheid van het elektrisch zenuwsignaal. Die neemt heel sterk af (2) bij het pad vanaf achter de elleboog ten opzichte van het punt daarvóór (7) en bij de pols (14). Het licht uit haar driewoordige samenvatting heeft niets met God te maken, maar wordt duidelijk wanneer ze de onderste van drie grafieken toelicht. Die gaat over de mate van doorgifte vanaf achter de elleboog naar de pink. Het signaal is zwak - veel zwakker dan vanaf de andere twee plekken - maar wel aanwezig. Dat laatste is een indicatie dat herstel mogelijk is. Daarbij waarschuwt ze voor al te hoge verwachtingen. Als het al helemaal geneest dan zal dat erg lang duren. Zenuwherstel vergt tijd, heel veel tijd. Dat het nu al wat beter gaat dan twee weken geleden is wel een goed teken. Opereren is nog steeds een optie maar die raadt ze voor nu ten strengste af. We zijn het eens over het 'hoe nu verder'. Ze benadrukt nogmaals dat de diagnose zeer duidelijk is, en voegt daaraan toe dat het ook nog iets anders kan zijn, al is de kans daarop erg klein: we mogen het niet uitsluiten. En alweer ben ik onder de indruk van de zorgvuldigheid en deskundigheid van deze arts, deze vrouw, dit mens. Inhoudelijke kennis, een goed analyserend vermogen, heldere verwoording en een psychosociaal steunende houding. Een prachtmens. En toch vind ik 1x shocktreatment meer dan genoeg. Ik ben blij dat ik weer buiten sta!
Bij KNF wel een bordje buiten waaruit blijkt dat ik daar ben aangekomen. Ik ben licht geïrriteerd over het ontbreken van een bordje bij Psychiatrie, waarom daar geen labeltje aan de deur? Binnen bij KNF staan in de hal vier stoelen naast elkaar tegen de muur, een geïmproviseerde wachtruimte. In de gang links hangt een bordje: "Hier melden". Het hangt precies voor de receptie. Er is niemand achter het raampje dat openstaat. Het is hier stil, in de vijf minuten dat ik binnen ben, heb ik nog geen levend wezen ontdekt. Ik loop de gang in tot onder het bordje. Voor me op de balie een bakje met een briefje: "Als er niemand bij de receptie is, leg dan uw ponskaartje in het witte bakje en neem plaats in de wachtruimte." Het woord ponskaartje brengt een schrikreactie bij mij te weeg. Mijn maag krimpt samen. In mijn hoofd draai ik het filmpje van de vorige keer af. Het ponskaartje zat toen niet in mijn portemonnee, voor mijn vakantie had ik het eruit gehaald. Voor één keer mocht het wel zonder, de assistente schreef mijn gegevens wel even met de hand op. Het ging maar om één dossiermapje. Of ik hier op deze afdeling die er strak georganiseerd uitziet daar ook mee weg kom? Angstig over de teleurstelling wanneer ik het pasje er niet vind, diep ik mijn beurs op uit mijn broekzak. Met tegenzin blader ik door de dikke stapel pasjes, NS kaart, bankpas, ANWB pas, biebpas, zwemabbo, Franse telefoonkaart, verzekeringsbewijs... Als laatste voel ik een pasje met reliëfletters, nog voordat ik het zie. Zucht, ik hoef niet meer te denken over hoe ik nu nog een pasje ga versieren. Helemaal naar de hoofdingang, daar wachten op mijn beurt, een ponskaartje laten maken, weer terug en dan een kwartier te laat zijn. Opgelucht laat ik het pasje in het bakje vallen. Nog steeds ben ik er niet zeker van dat ik hier goed zit.
Om even tot rust te komen van de opgekomen ziekenhuis stress loop ik naar de wachtruimte. Als ik hier niet moet zijn, dan hoor ik dat zo wel. Nog voordat ik weer bij de vier stoelen ben, roept iemand mij terug. "U mag al komen hoor!" Nu zit er wel iemand achter het raampje. Een goed verzorgde, helder kijkende vrouw. Ze staat al in de gang voordat ik bij de receptie terug ben, steekt haar droge stevige hand uit en stelt zich voor. Ze zal het onderzoek doen en dan volgt er nog een gesprekje met de dokter over de uitslag. Ze is koel, zakelijk en helder. Straalt vertrouwen uit. Ze kijkt me strak aan wanneer onze handen voor even verstrengeld zijn. Licht gespannen volg ik haar tot in de onderzoekskamer. Een bed, links daarvan een tafeltje met wielen en daarop een apparaat met knopjes, draai en druk. Een computer scherm daarachter. Op het bed gezeten reikt ze me het kussen dat er op lag aan. Mijn rechterarm moet er boven op. Na mijn pink te hebben schoongemaakt met een watje met wat alcohol, begint ze met het bevestigen van de elektroden. Twee aan mijn pink en nog één bij mijn pols en op mijn onderarm. Tegelijkertijd vertelt ze wat ze van plan is te gaan doen. Ik krijg het maar half mee, gebiologeerd neem ik het apparaat en het beeldscherm in mij op. Getriggerd door haar 'hoge spanning', volg ik weer wat ze zegt. Ik ben er niet gerust op dat dit aangenaam blijft zoals het nu lijkt. Mijn indruk is dat we wat keuvelen en zo meteen de koffie en koekjes worden binnengereden.
Ze stelt het apparaat in en bereidt me voor op de schokjes: "Ik begin licht en daarna worden ze sterker, probeer je arm maar stil te houden". Bij het eerste schokje moet ik nog lachen. Ze houdt een klein balkje met op de uiteinden twee koperen plaatjes tegen mijn arm aan, net voorbij de pols. Een lichte tinteling gaat door mijn hand, mijn pink gaat heen en weer zonder dat ik daartoe opdracht heb gegeven. Ze draait wat aan de knopjes en een tweede, veel heftigere schok volgt. In een poging mijn arm stil te houden schop ik mijn linkerbeen omhoog. De derde schok is een echte stroomstoot, nu roep ik auw, tegelijkertijd met het uitzwaaien van mijn linkerbeen. Dit is niet fijn. Na nog wat losse martelschokken, stelt ze de machine in op automatisch en volgt er een reeks van schokken. Het voelt als het geluid van een elektronische gasaansteker: "Tik, tik, tik, tik, tik". In mijn hoofd klinkt het ook zo door. Na een tiental is het voorbij, ik zucht uit wanneer ze het balkje met de koperplaatjes weghaalt van mijn arm. Het verhoor is over, ik heb niets losgelaten. Dan verplaatst ze het balkje naar net onder mijn elleboog. Ze is nog niet klaar!!!
Het hele ritueel herhaalt zich, maar nu zijn de schokken voelbaar van mijn elleboog tot aan mijn pink. Mijn arm schokt nu ook op en neer en mijn pols zwaait uit. Na elke schok hoop ik dat het voorbij is. Wanneer ze het balkje met de contactpuntjes weghaalt vraag ik ter afleiding wat over het apparaat, wat ze doet en hoeveel spanning ze nu op mijn arm zet. Dat weet ze niet, ze voert steeds de stroom op zegt ze. Ik begin nu een beetje te twijfelen over haar kundigheid en vraag me af of ze de wet van Ohm wel kent. Er volgt nog een sessie met het contact achter mijn elleboog zodat de schokken over een nog groter gedeelte van mijn arm voelbaar zijn. Wanneer dit voorbij is, zucht ik nog een keer: nu is het toch wel over. Ze tuurt wat op het scherm, meet mijn arm nog een keer op drie punten: pols naar pink, onder elleboog naar pink en achter elleboog naar pink. Ze rekent wat, denkt even na en pakt dan nog een keer het contactbalkje. "Nog één keer, dan laat ik het de dokter zien en als die zegt dat het goed is dan zijn we klaar". Ik zit hier nu al een kwartier aan het lichtnet en heb nog steeds niets losgelaten, maar ik sta er niet voor in dat ik zo meteen niet alsnog doorsla. Ik wacht nog op het moment dat ze vraagt: "Is it safe?"
Terwijl ik met mijn arm gekoppeld aan de rode, zwarte en gele stroomdraden blijf zitten, loopt ze de kamer uit om de dokter van de resultaten op de hoogte te brengen. Gedwee blijf ik wachten en hopen dat het allemaal goed is gegaan. Ik ben het helemaal zat deze schokbehandeling, en het is niet eens om het beter te maken. Nee, enkel om te meten dat het en wat er mis is. Of zelfs dat niet eens, het gaat om het bevestigen van een aan zekerheid grenzend vermoeden. Het toetsen van de theorie aan de praktijk middels meten = weten. Na 3 lange eenzame minuten komt de assistente terug. "Het is goed hoor, de dokter vindt het goed", zegt ze terwijl ze de contactstrookjes van mijn pink, hand en arm afhaalt. "Aan de overkant van de gang zit ze op je te wachten, neem je spullen maar mee, dan zal ze je uitleggen wat het resultaat van de meting is."
Ze lijkt veranderd, nog magerder dan vorige keer. Maar ze kijkt helderder uit haar ogen. Is frisser, rustiger. Is ze op vakantie geweest? Of is het de omgeving van haar eigen laboratorium waar ze nog meer op haar gemak is dan in haar spreekkamer op de poli? De toon is dezelfde als de vorige keer, hooguit wat gehaaster. Nog voor ik zit, vat ze de conclusie van het onderzoek samen in drie woorden: "Duidelijk en licht". Ik heb het idee in een eenakter terecht te zijn gekomen, ik verwacht dat ze vervolgt met een sonnet over armen, zenuwen en elektromyogrammen. In plaats daarvan vertelt ze in een paar minuten in een goed te volgen steno wat de cijfers en grafieken betekenen. Het duidelijk slaat op de afname van de doorgifte van zenuwprikkels door de Ulnaris. Een duidelijk gevalletje neuropathie. De indicatie hiervoor is de doorgifte snelheid van het elektrisch zenuwsignaal. Die neemt heel sterk af (2) bij het pad vanaf achter de elleboog ten opzichte van het punt daarvóór (7) en bij de pols (14). Het licht uit haar driewoordige samenvatting heeft niets met God te maken, maar wordt duidelijk wanneer ze de onderste van drie grafieken toelicht. Die gaat over de mate van doorgifte vanaf achter de elleboog naar de pink. Het signaal is zwak - veel zwakker dan vanaf de andere twee plekken - maar wel aanwezig. Dat laatste is een indicatie dat herstel mogelijk is. Daarbij waarschuwt ze voor al te hoge verwachtingen. Als het al helemaal geneest dan zal dat erg lang duren. Zenuwherstel vergt tijd, heel veel tijd. Dat het nu al wat beter gaat dan twee weken geleden is wel een goed teken. Opereren is nog steeds een optie maar die raadt ze voor nu ten strengste af. We zijn het eens over het 'hoe nu verder'. Ze benadrukt nogmaals dat de diagnose zeer duidelijk is, en voegt daaraan toe dat het ook nog iets anders kan zijn, al is de kans daarop erg klein: we mogen het niet uitsluiten. En alweer ben ik onder de indruk van de zorgvuldigheid en deskundigheid van deze arts, deze vrouw, dit mens. Inhoudelijke kennis, een goed analyserend vermogen, heldere verwoording en een psychosociaal steunende houding. Een prachtmens. En toch vind ik 1x shocktreatment meer dan genoeg. Ik ben blij dat ik weer buiten sta!
donderdag 30 oktober 2008
Ulnaris
Al sinds augustus heb ik last van mijn hand en arm. De dagen na mijn terugkeer uit Madrid stond ik op met tintelingen en een stramme hand. Dat gevoel verdween weer als ik een tijdje bezig was geweest met het op Internet zetten van mijn foto's, het bijwerken van mijn blogs en het schrijven van wat stukjes. Niets om je druk over te maken, ik had ruim zeven weken amper achter een PC gezeten. Met wat rust na de eerste week zou het wel overgaan. En nu kan ik me niet meer herinneren hoe het klachtenverloop in die weken na mijn terugkomst was. Daaruit concludeer ik dat er geen klachten waren. Misschien wat voorbarig en opportuun, het zou ook kunnen zijn dat ik aan de klachten gewend was geraakt en ze algauw niet meer opmerkte.
Na een tennislesje halverwege september liep ik een hele week rond met een door spierpijn en spanning getergde rechteronderarm. Ik heb wel eens vaker spierpijn en dat is meestal na drie dagen over. Nu bleef de pijn aanhouden. Niet erg vervelend, maar hinderlijk genoeg om af en toe de aandacht te vragen. Pols- en ellebooggewricht leken ook extra gevoelig, alsof er iets bekneld zat. Nadat ik mijn fiets in Madrid had opgehaald eind september, werd ik de tinteling in mijn pink en ringvinger gewaar. Bij het draaien van een sleutel in een slot kwam mijn hand vaker halverwege tot stilstand en soms liet ik dingen uit mijn rechterhand vallen, waarvan ik zeker wist dat ik ze goed vasthad. Ach, misschien komt het van het wat slechter eten van de laatste tijd, of heb ik nog last van de gevolgen van de uitputtende fietstocht, suste ik mijn gedachten over mogelijke RSI of andere structurele aandoeningen zoals ME of MS. Het gaat vanzelf wel over probeerde ik mij voor te houden.
Een paar weken afwachten logenstrafte deze wenselijke gedachte, het gaat dus niet zo snel over. Een bezoek aan mijn huisarts wakkerde mijn angst over doemscenario's alleen maar aan. Hij vermoedde een beknelling van een zenuw in de nek tengevolge van de artrose die daar vorig jaar is vastgesteld. Overigens staat dit geheel los van de nekblessure die aanleiding is voor de hoofdpijn die ik ervaar. Ik ging naar huis met een verwijzing naar de neuroloog en zwarte visioenen van onwillige ledematen vanwege afgeknelde zenuwen. Artrose is een progressieve aftakeling van het kraakbeen tussen de wervelschijven waardoor de zenuwen die vanuit het ruggenmerg tussen de wervels door naar de diverse lichaamsdelen lopen, afgekneld kunnen worden. Als dit de oorzaak is van de tintelingen in mijn hand, zal het uitbreiden naar de rest van mijn arm(en) en mogelijk andere ledematen. De beelden van achtereenvolgens een rolstoel, Christopher Reeve en Stephen Hawking schoten door mijn hoofd: slik.
Ik maakte een afspraak met de afdeling neurologie, waar ik vorig jaar al een keer een bezoek bracht vanwege mijn nekklachten. Op mijn verzoek deze keer bij een andere - vrouwelijke - arts. Vandaag is het zover, ik mag op consult om te horen of de huisarts gelijk heeft. De afgelopen weken is mijn realisme langzaam teruggekomen. Enigszins gewend aan minder gevoel en kracht in mijn rechterhand, kon ik ook onderzoeken wat nog wel mogelijk was, of er situaties zijn waarin de klachten toe- en afnemen. Kortom, ik incorporeerde de 'aandoening'. Wat bleef was de frustratie bij het schrijven, zowel op toetsenbord als met pen. De woorden vloeiden de afgelopen tijd maar moeizaam uit mijn handen. Het schrijftalent huist voornamelijk ook in het instrumentarium: mijn handen. De kort door de bocht diagnose van de huisarts - een stagiair - wierp ik al snel overboord als ondermaatse vis: onzin, eerst maar eens goed onderzoeken! Bij hem hoefde ik alleen met beide handen in zijn omhoog gestoken vingers te knijpen. Waarna hij meedeelde dat er geen krachtsverschil was: kwakzalver in opleiding.
De neuroloog heeft geen tien minuten nodig om vast te stellen waar het probleem zit. Na mijn toelichting doen we een trits testjes, overigens mag ik niet in haar vingers knijpen. Eerst test ze het gevoel in mijn vingers, hand en onderarm en stelt vast dat het gaat om pink, pinkzijde van wijsvinger, buitenzijde muis van hand en onder/buitenzijde van onderarm. Dan volgen er wat krachttestje waaruit blijkt dat met name de kracht in het bewegen van mijn pink sterk is afgenomen. Haar diagnose wordt met de minuut sterker, maar ze houdt de spanning er goed in. Meer dan "Oh, ja", "Hmm, Hmmm", "Duidelijk!" en bevestigend knikken krijg ik niet van haar terug. Vooralsnog klinkt het allemaal niet als heel ernstig, daar komt bij dat ze een fris en fruitig uiterlijk heeft met een vriendelijke uitstraling en zachte ogen. Een dokter die vertrouwen uitstraalt, maar niet op een ivoren troontje zit. Ze test de reflexen in mijn armen, en doet het telefoonbotje drie keer: geen reactie daar. Er volgt geen "hmmm", met een neutrale uitdrukking gaat ze weer zitten schrijven, het is al een flink verhaal geworden in het gebruikelijk onleesbare steno van artsen. En zo'n handschrift is, zoals alom bekend, de belangrijkste voorwaarde om arts te mogen worden. Dus als je vroeger op school al teveel je best op tussen de lijntjes schrijven hebt gedaan, kun je een medische carrière wel vergeten!
Na al dat gevoel, trui uit, getrek, geduw, hamertje tik, gewrijf, geschrijf, gepraat van mij, ge-auw bij het tegenduwen met mijn pink (de kramp sloeg meteen toe), ben ik wel toe aan een verklaring, uitleg, geruststelling en oplossing. In een efficiënt minuutje vertelt ze: "Ulnaris, één van drie armzenuwen, loopt over elleboog, irritatie, mogelijk van fietsen, tennis onwaarschijnlijk maar voorlopig niet meer doen, meestal vanzelf over, duurt lang, bij meer krachtsverlies of blijvend last: operatie, zenuw verleggen, lang revalideren, blijvende schade." Gelukkig kan ze haar eigen steno goed ontcijferen. Ik krijg m'n dossier mee voor de assistente, een afspraak voor een EMG volgt ter bevestiging van de diagnose. Belangrijk om uit te sluiten dat de last niet hogerop in het traject veroorzaakt wordt. Ze bevestigt haar twijfel door mijn arm nog een keer vast te pakken - ik vind het nooit erg om door vrouwelijke artsen onderzocht te worden - en raakt met één vinger mijn elleboog aan, nu werkt de reflex wel. Zo'n hamertje is toch ook maar een zielloos mannelijk instrument.
Ulnaris
Na een tennislesje halverwege september liep ik een hele week rond met een door spierpijn en spanning getergde rechteronderarm. Ik heb wel eens vaker spierpijn en dat is meestal na drie dagen over. Nu bleef de pijn aanhouden. Niet erg vervelend, maar hinderlijk genoeg om af en toe de aandacht te vragen. Pols- en ellebooggewricht leken ook extra gevoelig, alsof er iets bekneld zat. Nadat ik mijn fiets in Madrid had opgehaald eind september, werd ik de tinteling in mijn pink en ringvinger gewaar. Bij het draaien van een sleutel in een slot kwam mijn hand vaker halverwege tot stilstand en soms liet ik dingen uit mijn rechterhand vallen, waarvan ik zeker wist dat ik ze goed vasthad. Ach, misschien komt het van het wat slechter eten van de laatste tijd, of heb ik nog last van de gevolgen van de uitputtende fietstocht, suste ik mijn gedachten over mogelijke RSI of andere structurele aandoeningen zoals ME of MS. Het gaat vanzelf wel over probeerde ik mij voor te houden.
Een paar weken afwachten logenstrafte deze wenselijke gedachte, het gaat dus niet zo snel over. Een bezoek aan mijn huisarts wakkerde mijn angst over doemscenario's alleen maar aan. Hij vermoedde een beknelling van een zenuw in de nek tengevolge van de artrose die daar vorig jaar is vastgesteld. Overigens staat dit geheel los van de nekblessure die aanleiding is voor de hoofdpijn die ik ervaar. Ik ging naar huis met een verwijzing naar de neuroloog en zwarte visioenen van onwillige ledematen vanwege afgeknelde zenuwen. Artrose is een progressieve aftakeling van het kraakbeen tussen de wervelschijven waardoor de zenuwen die vanuit het ruggenmerg tussen de wervels door naar de diverse lichaamsdelen lopen, afgekneld kunnen worden. Als dit de oorzaak is van de tintelingen in mijn hand, zal het uitbreiden naar de rest van mijn arm(en) en mogelijk andere ledematen. De beelden van achtereenvolgens een rolstoel, Christopher Reeve en Stephen Hawking schoten door mijn hoofd: slik.
Ik maakte een afspraak met de afdeling neurologie, waar ik vorig jaar al een keer een bezoek bracht vanwege mijn nekklachten. Op mijn verzoek deze keer bij een andere - vrouwelijke - arts. Vandaag is het zover, ik mag op consult om te horen of de huisarts gelijk heeft. De afgelopen weken is mijn realisme langzaam teruggekomen. Enigszins gewend aan minder gevoel en kracht in mijn rechterhand, kon ik ook onderzoeken wat nog wel mogelijk was, of er situaties zijn waarin de klachten toe- en afnemen. Kortom, ik incorporeerde de 'aandoening'. Wat bleef was de frustratie bij het schrijven, zowel op toetsenbord als met pen. De woorden vloeiden de afgelopen tijd maar moeizaam uit mijn handen. Het schrijftalent huist voornamelijk ook in het instrumentarium: mijn handen. De kort door de bocht diagnose van de huisarts - een stagiair - wierp ik al snel overboord als ondermaatse vis: onzin, eerst maar eens goed onderzoeken! Bij hem hoefde ik alleen met beide handen in zijn omhoog gestoken vingers te knijpen. Waarna hij meedeelde dat er geen krachtsverschil was: kwakzalver in opleiding.
De neuroloog heeft geen tien minuten nodig om vast te stellen waar het probleem zit. Na mijn toelichting doen we een trits testjes, overigens mag ik niet in haar vingers knijpen. Eerst test ze het gevoel in mijn vingers, hand en onderarm en stelt vast dat het gaat om pink, pinkzijde van wijsvinger, buitenzijde muis van hand en onder/buitenzijde van onderarm. Dan volgen er wat krachttestje waaruit blijkt dat met name de kracht in het bewegen van mijn pink sterk is afgenomen. Haar diagnose wordt met de minuut sterker, maar ze houdt de spanning er goed in. Meer dan "Oh, ja", "Hmm, Hmmm", "Duidelijk!" en bevestigend knikken krijg ik niet van haar terug. Vooralsnog klinkt het allemaal niet als heel ernstig, daar komt bij dat ze een fris en fruitig uiterlijk heeft met een vriendelijke uitstraling en zachte ogen. Een dokter die vertrouwen uitstraalt, maar niet op een ivoren troontje zit. Ze test de reflexen in mijn armen, en doet het telefoonbotje drie keer: geen reactie daar. Er volgt geen "hmmm", met een neutrale uitdrukking gaat ze weer zitten schrijven, het is al een flink verhaal geworden in het gebruikelijk onleesbare steno van artsen. En zo'n handschrift is, zoals alom bekend, de belangrijkste voorwaarde om arts te mogen worden. Dus als je vroeger op school al teveel je best op tussen de lijntjes schrijven hebt gedaan, kun je een medische carrière wel vergeten!
Na al dat gevoel, trui uit, getrek, geduw, hamertje tik, gewrijf, geschrijf, gepraat van mij, ge-auw bij het tegenduwen met mijn pink (de kramp sloeg meteen toe), ben ik wel toe aan een verklaring, uitleg, geruststelling en oplossing. In een efficiënt minuutje vertelt ze: "Ulnaris, één van drie armzenuwen, loopt over elleboog, irritatie, mogelijk van fietsen, tennis onwaarschijnlijk maar voorlopig niet meer doen, meestal vanzelf over, duurt lang, bij meer krachtsverlies of blijvend last: operatie, zenuw verleggen, lang revalideren, blijvende schade." Gelukkig kan ze haar eigen steno goed ontcijferen. Ik krijg m'n dossier mee voor de assistente, een afspraak voor een EMG volgt ter bevestiging van de diagnose. Belangrijk om uit te sluiten dat de last niet hogerop in het traject veroorzaakt wordt. Ze bevestigt haar twijfel door mijn arm nog een keer vast te pakken - ik vind het nooit erg om door vrouwelijke artsen onderzocht te worden - en raakt met één vinger mijn elleboog aan, nu werkt de reflex wel. Zo'n hamertje is toch ook maar een zielloos mannelijk instrument.
Ulnaris
woensdag 8 oktober 2008
Bruce's Tales
25 juni 2008 Wamel: Zuidwest 5
26 juni 2008 Brunssum: Back Home
27 juni 2008 Brunssum: R & R
2 juli 2008 Avioth: Notre Dame de Avioth
3 juli 2008 Varennes en Argonne: Regen
4 juli 2008 Varennes en Argonne: Geluiden
11 juli 2008 La Chatre: La Chatre
20 juli 2008 l'Isle de Noé: Kasteelheer Bruce
23 juli 2008 Luz St. Saveur: Luz sans neige
27 juli 2008 St. Jean Pied de Port: Haven voor voeten
27 juli 2008 St. Jean Pied de Port: Mujeres o chicas
31 juli 2008 San Sebastian-Donostia: Caliente
3 augustus 2008 Kurtzero: De geur van hout
7 augustus 2008 Burgos: Pinchazo
9 augustus 2008 Aranda: Verlangen
11 augustus 2008 Segovia: Guadarrama
11 augustus 2008 Navacerrada: Puerto
11 augustus 2008 Navacerrada: Torbellino
11 augustus 2008 Madrid: La Meta
12 augustus 2008 Madrid: Etappes
20 augustus 2008 Amersfoort: Pak het!
27 augustus 2008 Amersfoort: Ver-pakt
29 augustus 2008 Amersfoort: Bruce's Way, de foto's
Lees alles op: Bruce's Bike Blog
zaterdag 27 september 2008
Geluiden
"The fourth of july"
In het bos ten zuiden van Varennes en Argonne
Het is een nieuwe ervaring hier in de vroege ochtend zo fris te zijn terwijl ik net - nog niet warm - een steile helling op ben gereden. Is het de regen van gisteren, die de atmosfeer licht en luchtig heeft gemaakt, na de van onweer bezwangerde lucht van de afgelopen dagen? Of het overvloedig groen van deze omgeving, een welkome verandering na de kale landbouwgebieden van hiervoor? Piep, piep, piep. Hoor ik van ergens onder mij. Ik houd mijn benen even stil. Het geluid is weg. Omdat de weg nog steeds oploopt trap ik snel weer door. Piep, piep, piep, klinkt het weer. Met mijn blik op de trapper gericht trap ik rustig door. Wanneer de rechter trapper het bovenste dode punt is gepasseerd klinkt net daarna 'piep'.
Links is er telkens een 'tok'. Daaraan ben ik ook nog niet gewend, al weet ik inmiddels dat het plastic uiteinde van het koordje aan mijn schoen dit geluid veroorzaakt. Met een acrobatische beweging van mijn voet bij het in de toeclip schuiven, ben ik in staat het koordje onder de beugel van de toeclip te krijgen. Dan kan het niet meer vrijelijk op en neer zwaaien en ben ik van het 'tok' geluidje verlost. Elke ochtend ben ik dat weer vergeten. De irritatie daarover neemt langzaam af. Er zijn zelfs momenten dat ik mijzelf voorhoud dat het eigenlijk wel een lekker ritmisch geluidje is. Al was dat alleen maar om mijn pedaalslag niet te hoeven onderbreken om links en rechts het koordje onder de toeclip te krijgen. Bergop is dat sowieso een gevaarlijke missie, met slingeren en stilvallen als risico's.
De 'piep' houdt me bezig. Als dit het asje van de pedaal is dan kon dat wel eens een groot probleem zijn. Ik zie de kogeltjes van het lager al op het asfalt stuiteren en dat ik vanaf dan met rechts alleen een dun stangetje als trapper moet verder rijden. Waarop ik dan balancerend met de bal van mijn voet, probeer vooruit te komen. Zie je wel, het zijn toch pongelpedalen die ik gekocht heb. Of zou een van de moertjes die ik er in Brunssum zelf op gezet heb, los zijn getrild? Na nog een paar minuten peinzen over de mogelijke problemen en de gevolgen daarvan - met als ultieme conclusie: Dit is het einde van deze fietstocht! - stop ik om de trapper te inspecteren. Ik draai de trapper een paar keer met mijn hand om haar as. "See no evil, hear no evil", natuurlijk. Maar weer doorrijden. Piep, piep, piep, klinkt het weer bij elke pedaalslag. Alleen rechts. Nog een paar kilometer houd het me bezig totdat ik merk dat de fiets niet uit elkaar valt, de trapper het blijft doen en ik alleen mezelf ermee heb zolang ik mijn aandacht erop blijf richten. Mijn laatste analyse is dat de regen een roestig plekje heeft veroorzaakt ergens in de trapper. Dat dat niet zichtbaar is, maar wel iets hoorbaars heeft veroorzaakt. Bewust richt ik mijn aandacht op de prachtige omgeving. Telkens wanneer ik even ben gestopt, schrik ik bij het wegrijden weer van het piepje.
In het bos ten zuiden van Varennes en Argonne
Het is een nieuwe ervaring hier in de vroege ochtend zo fris te zijn terwijl ik net - nog niet warm - een steile helling op ben gereden. Is het de regen van gisteren, die de atmosfeer licht en luchtig heeft gemaakt, na de van onweer bezwangerde lucht van de afgelopen dagen? Of het overvloedig groen van deze omgeving, een welkome verandering na de kale landbouwgebieden van hiervoor? Piep, piep, piep. Hoor ik van ergens onder mij. Ik houd mijn benen even stil. Het geluid is weg. Omdat de weg nog steeds oploopt trap ik snel weer door. Piep, piep, piep, klinkt het weer. Met mijn blik op de trapper gericht trap ik rustig door. Wanneer de rechter trapper het bovenste dode punt is gepasseerd klinkt net daarna 'piep'.
Links is er telkens een 'tok'. Daaraan ben ik ook nog niet gewend, al weet ik inmiddels dat het plastic uiteinde van het koordje aan mijn schoen dit geluid veroorzaakt. Met een acrobatische beweging van mijn voet bij het in de toeclip schuiven, ben ik in staat het koordje onder de beugel van de toeclip te krijgen. Dan kan het niet meer vrijelijk op en neer zwaaien en ben ik van het 'tok' geluidje verlost. Elke ochtend ben ik dat weer vergeten. De irritatie daarover neemt langzaam af. Er zijn zelfs momenten dat ik mijzelf voorhoud dat het eigenlijk wel een lekker ritmisch geluidje is. Al was dat alleen maar om mijn pedaalslag niet te hoeven onderbreken om links en rechts het koordje onder de toeclip te krijgen. Bergop is dat sowieso een gevaarlijke missie, met slingeren en stilvallen als risico's.
De 'piep' houdt me bezig. Als dit het asje van de pedaal is dan kon dat wel eens een groot probleem zijn. Ik zie de kogeltjes van het lager al op het asfalt stuiteren en dat ik vanaf dan met rechts alleen een dun stangetje als trapper moet verder rijden. Waarop ik dan balancerend met de bal van mijn voet, probeer vooruit te komen. Zie je wel, het zijn toch pongelpedalen die ik gekocht heb. Of zou een van de moertjes die ik er in Brunssum zelf op gezet heb, los zijn getrild? Na nog een paar minuten peinzen over de mogelijke problemen en de gevolgen daarvan - met als ultieme conclusie: Dit is het einde van deze fietstocht! - stop ik om de trapper te inspecteren. Ik draai de trapper een paar keer met mijn hand om haar as. "See no evil, hear no evil", natuurlijk. Maar weer doorrijden. Piep, piep, piep, klinkt het weer bij elke pedaalslag. Alleen rechts. Nog een paar kilometer houd het me bezig totdat ik merk dat de fiets niet uit elkaar valt, de trapper het blijft doen en ik alleen mezelf ermee heb zolang ik mijn aandacht erop blijf richten. Mijn laatste analyse is dat de regen een roestig plekje heeft veroorzaakt ergens in de trapper. Dat dat niet zichtbaar is, maar wel iets hoorbaars heeft veroorzaakt. Bewust richt ik mijn aandacht op de prachtige omgeving. Telkens wanneer ik even ben gestopt, schrik ik bij het wegrijden weer van het piepje.
donderdag 25 september 2008
De geschiedenis van mijn gekte
Saks, Elyn (2007), De geschiedenis van mijn gekte: Leven met schizofrenie. Amsterdam: Uitgeverij Luiting - Sijthoff B.V.
"Dit is een aangrijpende vertelling over het leven van een patiënt, iemand met een ziekte. Elyn lijdt al vanaf haar adolescentie aan wanen, het horen van stemmen en dwanggedachten. In iets meer dan de eerste helft van het boek laat ze zien hoe ze hier mee opgroeit en probeert volwassen te worden. De beschrijving van het totale verlies van controle ten tijde van de enkele psychosen die op haar pad komen, was voor mij als lezer niet te bevatten. De gruwelijke behandelingen op sommige psychiatrische afdeling gaven me een naar gevoel en de wens iets voor haar te kunnen doen. Uit het boek lijkt de hand van Elyn in een noodkreet de lezer te wenken haar uit het verhaal te trekken, haar de aandacht te geven die ze zo nodig heeft en verdient."
Lees de hele recensie.
"Dit is een aangrijpende vertelling over het leven van een patiënt, iemand met een ziekte. Elyn lijdt al vanaf haar adolescentie aan wanen, het horen van stemmen en dwanggedachten. In iets meer dan de eerste helft van het boek laat ze zien hoe ze hier mee opgroeit en probeert volwassen te worden. De beschrijving van het totale verlies van controle ten tijde van de enkele psychosen die op haar pad komen, was voor mij als lezer niet te bevatten. De gruwelijke behandelingen op sommige psychiatrische afdeling gaven me een naar gevoel en de wens iets voor haar te kunnen doen. Uit het boek lijkt de hand van Elyn in een noodkreet de lezer te wenken haar uit het verhaal te trekken, haar de aandacht te geven die ze zo nodig heeft en verdient."
Lees de hele recensie.
zondag 21 september 2008
Functioneel Bloot 3
Mijn handen verplaatsen naar haar bovenarmen. Zachtjes laat ik de schouders van haar jurk over haar biceps glijden. Ik streel haar halsstreek en omvat dan haar borsten die kleiner aanvoelen dan ze eruitzien. Ze gooit haar hoofd in haar nek, de haren strelen mijn gezicht wanneer ze het weer naar voren zwaait. Tussen duim en wijsvinger knijp ik in haar tepel die ik daarna zachtjes kneed in een licht ronddraaiende beweging. Ze rekt haar rug en kronkelt die dan een keer. In een poging aan mijn knedende vingers te ontsnappen, duwt ze met gebalde vuisten precies op de randen van mijn sleutelbeenderen. Ik schreeuw het uit van de pijn. Ze lacht voluit, en heel haar gezicht doet mee. Ik laat haar borst gaan, sluit mijn handen om haar polsen. Ze wrikt, ze spartelt tegen. Haar rechterbovenbeen komt een laatste keer met volle kracht in mijn kruis tot stilstand, ze probeert me te pijnigen. Afzettend met mijn benen probeer ik overeind te komen. Ze belet me te bewegen, wrikt een hand los en brengt die vliegensvlug tussen haar bovenbeen en mijn kruis. Ze knijpt keihard in mijn ballen. Ik schreeuw het uit, laat haar andere hand los. Daarmee grijpt ze tussen duim en vingers mijn kaak vast. Haar duim graaft diep in mijn mond. Ze buigt voorover en steekt haar tong zover ze kan naar binnen. Mijn hoofd schud ik heen en weer. Weer grijpt ze mijn ballen stevig vast en verhoogt langzaam de grip van haar hand. Tranen spatten uit mijn ogen. Ze doet me pijn!
Met mijn rechterbeen zet ik me hard af tegen de bank, mijn linkervoet fixeer ik op de grond. Ze schuift over mij heen de bank af. Ik rol achter haar aan, en beland boven op haar. Instinctief sluit ik mijn linkerhand om haar luchtpijp. Met de rechter sla ik haar stevig in haar gezicht.
"Je doet me pijn! Waarom?", schreeuw ik haar toe.
Er komt geen antwoord.
Ze probeert me met haar knie over zich heen te duwen. Het lukt niet. Haar ogen kleuren rood, haar hoofd schudt heftig heen en weer. Haar handen strekken naar mijn adamsappel. Ik buig achterover. Met beide handen rukt ze aan mijn shirt, de bovenste knoopjes springen eraf. Haar nagels boren zich in het vel van mijn borst en trekken daar rode striemen. Mijn grip om haar hals verstrakt. Ze wrikt met haar heupen, haar benen beginnen te spartelen. Haar oogleden verwijden zich, ze kijkt me wanhopig aan met grote ogen. Het barbiebeeld verschijnt in mijn geheugen, mijn schouders zakken in en meteen laat ik haar keel los. Mijn hoofd zakt naar voren. Ik zucht: "Jee, wat gebeurt er?"
Haar nagels raken mij vol in mijn wang. Ze draait vliegensvlug op haar buik en wurmt zich onder mij uit. Verdwaasd blijf ik zitten. Mijn agressie is volledig weggeëbd. Op een meter staat ze voor me, hijgend, lachend en krijsend als een hysterische kat. Mijn bloed drupt van haar vingers op het parket. Eén hand grijpt haar jurk vast die nu tot rond haar middel is afgezakt. Half naakt, met een satanische blik in haar ogen staat ze me aan te staren. Haar linkerbeen uitdagend naar voren gebogen.
"Heb je nog niet genoeg?" vraag ik verbijsterd over haar agressie van een paar minuten geleden. In mijn hoofd probeer ik te reconstrueren wat er net gebeurd is. Ik kom niet verder dan dat ik mijzelf volledig verloor in mijn wens haar te pijnigen. "Wie ben je, wat doe je?"
Traag laat ze haar jurk verder zakken tot die op de grond ligt en ze naakt voor me staat. Ze draagt geen lingerie. Mijn ogen bekijken haar van top tot teen. Heel langzaam neem ik elk detail van haar lichaam in mij op. De stevige schouders, het prachtige zandbruin van haar huid, haar kleine borsten en dito tepelhoven. De lange strakke welving van haar heupen. De uitdagende bolling van haar venusheuvel. Haar gemillimeterde schaamstreek waar de volle schaamlippen onderuit steken. De lichte ronding van haar bovenbenen, haar onopvallende knieën en rechte onderbenen. Haar voeten nog steeds gestoken in de zwarte pumps. Nergens ontdek ik ook maar één onvolkomenheid. Geen enkele moedervlek of sproet. Geen littekens, geen verwondingen, geen verkleuring van de huid. Ze heeft zo te zien geen cellulitis, geen striae, noch op buik, noch bij borsten. Ze is volkomen perfect. Mijn opwinding is geheel verdwenen, en de aanblik van haar naakte lichaam brengt die niet meer terug.
Met een schok schrik ik wakker van het rinkelen van de telefoon. Ik spring op van de grond en pak de telefoon aan. In een paar seconden ben ik mijn droom vergeten en kan ik mij de dame waar ik net nog mee in gevecht was niet meer herinneren. Enkel de rode striemen in mijn gelaat zijn de zichtbare getuigen van mijn fantasie.
Met mijn rechterbeen zet ik me hard af tegen de bank, mijn linkervoet fixeer ik op de grond. Ze schuift over mij heen de bank af. Ik rol achter haar aan, en beland boven op haar. Instinctief sluit ik mijn linkerhand om haar luchtpijp. Met de rechter sla ik haar stevig in haar gezicht.
"Je doet me pijn! Waarom?", schreeuw ik haar toe.
Er komt geen antwoord.
Ze probeert me met haar knie over zich heen te duwen. Het lukt niet. Haar ogen kleuren rood, haar hoofd schudt heftig heen en weer. Haar handen strekken naar mijn adamsappel. Ik buig achterover. Met beide handen rukt ze aan mijn shirt, de bovenste knoopjes springen eraf. Haar nagels boren zich in het vel van mijn borst en trekken daar rode striemen. Mijn grip om haar hals verstrakt. Ze wrikt met haar heupen, haar benen beginnen te spartelen. Haar oogleden verwijden zich, ze kijkt me wanhopig aan met grote ogen. Het barbiebeeld verschijnt in mijn geheugen, mijn schouders zakken in en meteen laat ik haar keel los. Mijn hoofd zakt naar voren. Ik zucht: "Jee, wat gebeurt er?"
Haar nagels raken mij vol in mijn wang. Ze draait vliegensvlug op haar buik en wurmt zich onder mij uit. Verdwaasd blijf ik zitten. Mijn agressie is volledig weggeëbd. Op een meter staat ze voor me, hijgend, lachend en krijsend als een hysterische kat. Mijn bloed drupt van haar vingers op het parket. Eén hand grijpt haar jurk vast die nu tot rond haar middel is afgezakt. Half naakt, met een satanische blik in haar ogen staat ze me aan te staren. Haar linkerbeen uitdagend naar voren gebogen.
"Heb je nog niet genoeg?" vraag ik verbijsterd over haar agressie van een paar minuten geleden. In mijn hoofd probeer ik te reconstrueren wat er net gebeurd is. Ik kom niet verder dan dat ik mijzelf volledig verloor in mijn wens haar te pijnigen. "Wie ben je, wat doe je?"
Traag laat ze haar jurk verder zakken tot die op de grond ligt en ze naakt voor me staat. Ze draagt geen lingerie. Mijn ogen bekijken haar van top tot teen. Heel langzaam neem ik elk detail van haar lichaam in mij op. De stevige schouders, het prachtige zandbruin van haar huid, haar kleine borsten en dito tepelhoven. De lange strakke welving van haar heupen. De uitdagende bolling van haar venusheuvel. Haar gemillimeterde schaamstreek waar de volle schaamlippen onderuit steken. De lichte ronding van haar bovenbenen, haar onopvallende knieën en rechte onderbenen. Haar voeten nog steeds gestoken in de zwarte pumps. Nergens ontdek ik ook maar één onvolkomenheid. Geen enkele moedervlek of sproet. Geen littekens, geen verwondingen, geen verkleuring van de huid. Ze heeft zo te zien geen cellulitis, geen striae, noch op buik, noch bij borsten. Ze is volkomen perfect. Mijn opwinding is geheel verdwenen, en de aanblik van haar naakte lichaam brengt die niet meer terug.
Met een schok schrik ik wakker van het rinkelen van de telefoon. Ik spring op van de grond en pak de telefoon aan. In een paar seconden ben ik mijn droom vergeten en kan ik mij de dame waar ik net nog mee in gevecht was niet meer herinneren. Enkel de rode striemen in mijn gelaat zijn de zichtbare getuigen van mijn fantasie.
zaterdag 20 september 2008
Paniek!
Lange passen makend, been ik voorbij de terrasjes, scannend naar mooie vrouwen met een moederuitstraling waarbij ik zou kunnen uithuilen. Elke stap verder bal ik mijn vuisten steviger, om mijzelf maar bij elkaar te houden. Hier loop ik om te laten zien dat ik nog een eenheid ben, lichaam en geest. En dat ik nog in controle ben. IK loop. Ik kan niet naar huis, ik moet nu hier onder de mensen zijn, in de straat, in beweging. Nu stilzitten, betekent het einde van mij, dan ga ik op in de omgeving, of vervloei met de straat waar mijn voeten op rusten. Zelf voor stilstaan ben ik bang. Doorlopen, houd de pas erin. Recht in de ogen kijkend van een meisje dat op de fiets aankomt, springen haast de tranen in mijn ogen. Ik houd vol, ik kijk haar aan met een medelijden zoekende blik. Ze kijkt terug en glimlacht lief. Ik ben er nog, men reageert op mij alsof ik mens ben. Ik doe het nog.
Links twee winkelverkopers die naast de deuropening een sigaret roken. Sportschoenenzaak, stoere kleine, mediterrane jongens. Ze kijken me brutaal en bozig aan. Wanneer ik wegkijk, komt de neiging tot slaan in mij op. Ik sla ze in elkaar, ik sla erop! De woede giert door mijn lijf, nog harder loop ik verder. De hoek om, het pleintje over. Een vol terras, ik loop snel verder. Niet meer kijken, niemand meer aankijken. Ik voel mijn borstkas op en neer gaan, onderdruk de neiging te gaan rennen, weg te rennen. Ik wil weg van mezelf. Tegelijkertijd probeer ik uit alle macht mezelf bij elkaar te houden. Niet gaan stromen nu, niet vervloeien, blijf erbij. Ik praat mezelf moed in, dwing mezelf heel te blijven. Het voetgangersstoplicht verspringt naar rood wanneer ik het zebrapad opstap. Op de vluchtheuvel halverwege de weg sta ik stil. "Nee, niet stil staan!" Klinkt het in mijn hoofd. Beide vuisten gebald. Overspanning in mijn bovenbenen. Ik houd het niet meer, ik houd het niet meer! Rechts van mij trekt het verkeer op, ik ben te laat, nu moet ik blijven staan. Met mijn ogen dicht hoor ik het verkeer vlak langs mij voorbij razen. Ik wacht en tel: één, twee, drie auto's.
Zonder mijn ogen te openen stap ik het zebrapad op.
Links twee winkelverkopers die naast de deuropening een sigaret roken. Sportschoenenzaak, stoere kleine, mediterrane jongens. Ze kijken me brutaal en bozig aan. Wanneer ik wegkijk, komt de neiging tot slaan in mij op. Ik sla ze in elkaar, ik sla erop! De woede giert door mijn lijf, nog harder loop ik verder. De hoek om, het pleintje over. Een vol terras, ik loop snel verder. Niet meer kijken, niemand meer aankijken. Ik voel mijn borstkas op en neer gaan, onderdruk de neiging te gaan rennen, weg te rennen. Ik wil weg van mezelf. Tegelijkertijd probeer ik uit alle macht mezelf bij elkaar te houden. Niet gaan stromen nu, niet vervloeien, blijf erbij. Ik praat mezelf moed in, dwing mezelf heel te blijven. Het voetgangersstoplicht verspringt naar rood wanneer ik het zebrapad opstap. Op de vluchtheuvel halverwege de weg sta ik stil. "Nee, niet stil staan!" Klinkt het in mijn hoofd. Beide vuisten gebald. Overspanning in mijn bovenbenen. Ik houd het niet meer, ik houd het niet meer! Rechts van mij trekt het verkeer op, ik ben te laat, nu moet ik blijven staan. Met mijn ogen dicht hoor ik het verkeer vlak langs mij voorbij razen. Ik wacht en tel: één, twee, drie auto's.
Zonder mijn ogen te openen stap ik het zebrapad op.
vrijdag 19 september 2008
Functioneel Bloot 2
Ze maakt de knoopjes van haar jas los en wurmt één voor één haar armen uit de mouwen. De capuchon bedekt nog steeds haar hoofd. Als laatste tilt ze de jas in één beweging aan het puntje van de capuchon op en stapt er vlug onderuit. De bloedrode zijde jurk die ze draagt, vangt geen enkele druppel. Ze reikt mij de jas aan. Wanneer ik 'm aanpak en weghang, wiegt ze een paar maal krachtig met haar hoofd. Haar lange blonde krullen vallen als een brede waterval tot over haar schouders en bedekken aan de voorkant deels het in een V-vorm uitgesneden decolleté. Ze is slank, de strak gesneden jurk valt tot net boven haar knie, die iets boven de mijne uitsteekt dankzij haar extreem hooggehakte pumps.
"Oef, dat is een stuk beter. Zullen we naar binnen gaan?"
Mijn mond valt open van haar brutaliteit. Even twijfel ik of ik haar niet meteen weer weg moet sturen.
"Euh, wat kom je doen? Wie ben je? Waarom ben je hier? Ken ik jou?"
"Nou, nou, dat is ook geen originele opening!" Ze kijkt me uitdagend aan en duwt met haar felrood gelakte nagels vooruit gestoken mij lichtjes naar achter en stapt dan voorbij. Alsof zíj hier woont en niet ik. Verbaasd blijf ik even op de mat staan.
"Hé, ik..." Ze overstemt me: "Oh wat een mooie bank" en ploft neer waar ik zo-even nog lag te soezen met gedachten aan: haar!
Nu ik haar in het volle licht in mijn woonkamer zie, merk ik dat ze veel lijkt op de vrouw waar ik net van droomde.
"Kom je even naast me zitten?", klapt ze heel cliché met haar hand op de bank. Ze kijkt me vragend aan, zonder enige gêne.
"Ik begrijp niet zo goed wat je hier doet, wil je me vertellen wie je bent en waarom je hier bent?"
Ik raak meer en meer in de war. Van de situatie, maar ook van haar verschijning. Ze is mooi, op een aparte manier. Haar schoonheid lijkt artificieel, een soort barbie schoonheid. Ze zou zo uit de Playboy kunnen zijn gestapt. Ik kan geen onregelmatigheid aan haar ontdekken, alsof iemand haar net gepaintshopt heeft.
"Kom eerst maar even zitten, dan praten we wat."
Ik neem naast haar plaats, scheef op de bank gezeten, een metertje van haar af zodat ik haar goed kan aankijken en ze op een veilige afstand van me is. Deze situatie komt me niet al te vertrouwd voor. Ik ben niet bang, maar enigszins verontrust. Ik voel me ongemakkelijk, ik ben de controle kwijt en ik verwacht dat er elk moment 'iets' kan gebeuren. Toch geef ik telkens gehoor aan wat ze van me vraagt.
"Ben je bang voor me?", vraagt ze met een brede glimlach. "Dat hoeft niet hoor, ik eet je niet op, ik bijt hoogstens."
Een hoge schelle lach volgt. Ze heeft duidelijk plezier in de rol die ze speelt.
"Ga je me nog vertellen..."
In een fractie van een seconde zit ze naast me en smoort mijn zin in een warme kus.
Perplex, niet wetende of ik kwaad, geschokt of opgewonden ben, glijd ik half verlamd achterover tegen de leuning van de bank aan. Ik voel mij een lam dat naar de slachtbank wordt geleid. Ze zet een been tussen de mijne en leunt met haar lichaam voorover. Nu ligt ze bovenop mij. Met haar tong probeert ze mijn mond binnen te dringen.
Met beide handen pak ik haar polsen en duw haar van mij af. Ze balanceert rond haar middel, kijkt me uitdagend aan en steekt dan haar tong uit. Weer volgt een schelle hoge lach. Ze kirt: "kom op, ik voel dat je best zin hebt, je mag even tegenspartelen om de spanning op te voeren, zo meteen zullen de rollen omdraaien."
"Wat doe je? Wie ben je?"
In plaats van te antwoorden, begint ze met haar heupen tegen mijn geslacht op te rijden. Met haar rechterbeen dat op de grond steunt, duwt ze haar bovenbeen krachtig tegen mijn kruis. In een traag ritme vrijt ze me op. Ik voel de warmte van haar schaamstreek over mijn linkerbovenbeen schuren.
Nog steeds kijkt ze me strak aan.
"Lekker?", vraagt ze met zwoele stem.
"Verdomme, je bent gewoon een hoer! Ga van me af!"
Met een laatste restje morele overtuiging probeer ik haar van mij af te duwen. Mijn onderlichaam protesteert tegen de mechanische weerstand die mijn handen op haar uitoefenen. Ik voel dat ik een stijve heb. Mijn bekken vibreert schokkerig mee wanneer haar wiegbeweging van richting verandert. Mijn lichaam geeft het verzet op, ik verander in een biologisch nuttige structuur, het morele, rationele wezen dat ik daarstraks nog was is even boodschappen doen.
Wordt vervolgd
"Oef, dat is een stuk beter. Zullen we naar binnen gaan?"
Mijn mond valt open van haar brutaliteit. Even twijfel ik of ik haar niet meteen weer weg moet sturen.
"Euh, wat kom je doen? Wie ben je? Waarom ben je hier? Ken ik jou?"
"Nou, nou, dat is ook geen originele opening!" Ze kijkt me uitdagend aan en duwt met haar felrood gelakte nagels vooruit gestoken mij lichtjes naar achter en stapt dan voorbij. Alsof zíj hier woont en niet ik. Verbaasd blijf ik even op de mat staan.
"Hé, ik..." Ze overstemt me: "Oh wat een mooie bank" en ploft neer waar ik zo-even nog lag te soezen met gedachten aan: haar!
Nu ik haar in het volle licht in mijn woonkamer zie, merk ik dat ze veel lijkt op de vrouw waar ik net van droomde.
"Kom je even naast me zitten?", klapt ze heel cliché met haar hand op de bank. Ze kijkt me vragend aan, zonder enige gêne.
"Ik begrijp niet zo goed wat je hier doet, wil je me vertellen wie je bent en waarom je hier bent?"
Ik raak meer en meer in de war. Van de situatie, maar ook van haar verschijning. Ze is mooi, op een aparte manier. Haar schoonheid lijkt artificieel, een soort barbie schoonheid. Ze zou zo uit de Playboy kunnen zijn gestapt. Ik kan geen onregelmatigheid aan haar ontdekken, alsof iemand haar net gepaintshopt heeft.
"Kom eerst maar even zitten, dan praten we wat."
Ik neem naast haar plaats, scheef op de bank gezeten, een metertje van haar af zodat ik haar goed kan aankijken en ze op een veilige afstand van me is. Deze situatie komt me niet al te vertrouwd voor. Ik ben niet bang, maar enigszins verontrust. Ik voel me ongemakkelijk, ik ben de controle kwijt en ik verwacht dat er elk moment 'iets' kan gebeuren. Toch geef ik telkens gehoor aan wat ze van me vraagt.
"Ben je bang voor me?", vraagt ze met een brede glimlach. "Dat hoeft niet hoor, ik eet je niet op, ik bijt hoogstens."
Een hoge schelle lach volgt. Ze heeft duidelijk plezier in de rol die ze speelt.
"Ga je me nog vertellen..."
In een fractie van een seconde zit ze naast me en smoort mijn zin in een warme kus.
Perplex, niet wetende of ik kwaad, geschokt of opgewonden ben, glijd ik half verlamd achterover tegen de leuning van de bank aan. Ik voel mij een lam dat naar de slachtbank wordt geleid. Ze zet een been tussen de mijne en leunt met haar lichaam voorover. Nu ligt ze bovenop mij. Met haar tong probeert ze mijn mond binnen te dringen.
Met beide handen pak ik haar polsen en duw haar van mij af. Ze balanceert rond haar middel, kijkt me uitdagend aan en steekt dan haar tong uit. Weer volgt een schelle hoge lach. Ze kirt: "kom op, ik voel dat je best zin hebt, je mag even tegenspartelen om de spanning op te voeren, zo meteen zullen de rollen omdraaien."
"Wat doe je? Wie ben je?"
In plaats van te antwoorden, begint ze met haar heupen tegen mijn geslacht op te rijden. Met haar rechterbeen dat op de grond steunt, duwt ze haar bovenbeen krachtig tegen mijn kruis. In een traag ritme vrijt ze me op. Ik voel de warmte van haar schaamstreek over mijn linkerbovenbeen schuren.
Nog steeds kijkt ze me strak aan.
"Lekker?", vraagt ze met zwoele stem.
"Verdomme, je bent gewoon een hoer! Ga van me af!"
Met een laatste restje morele overtuiging probeer ik haar van mij af te duwen. Mijn onderlichaam protesteert tegen de mechanische weerstand die mijn handen op haar uitoefenen. Ik voel dat ik een stijve heb. Mijn bekken vibreert schokkerig mee wanneer haar wiegbeweging van richting verandert. Mijn lichaam geeft het verzet op, ik verander in een biologisch nuttige structuur, het morele, rationele wezen dat ik daarstraks nog was is even boodschappen doen.
Wordt vervolgd
donderdag 18 september 2008
Donder & Bliksem
"Nee, een fietsenmaker hebben we allang niet meer hier in Charmes". Ik zucht eens diep, waar heb ik dat allemaal meer gehoord. Ik vervloek het boekje dat ik bij me heb. Liever weet ik niets vantevoren dan dat ik foutieve informatie heb. "Maar er is van alles leuks te doen hier", ze somt de ene na de andere volkse activiteit op. Bij het kantklossen onderbreek ik haar, "Is er dan een brico hier die mogelijk wat fietsonderdelen heeft?" Ik haat mezelf dat ik in Poligny niet heb toegeslagen toen de banden voor het oprapen lagen.
lees het hele bericht
lees het hele bericht
woensdag 17 september 2008
Functioneel Bloot
Uren van eindeloze regen op het glas hebben langzaam de laatste fut uit mijn lijf doen stromen. Liggend op de bank staar ik door het glas dat vanwege de waterstralen een vreemde blik op de wereld buiten biedt. De kaarsrechte kastanje is vervormd tot een kronkelige reuze bonsaiboom. M'n ogen vallen af en toe dicht, hier achter het dubbelglas is de warmte van de zonnige voormiddag nog steeds voelbaar. Zal ik opstaan? Iets te drinken pakken? Lome benen laten me nog even twijfelen. Veel zin om iets anders te doen dan voor me uit staren heb ik niet. Het is wel goed zo.
De striemende slagregens vormen een boeiend schouwspel. Niemand die praat, geen andere geluiden dan het aanzwellende en afzwakkende getik van de regen tegen de ruiten. Mijn gedachten vervloeien met het natuurgeweld buiten, ik soes weer weg. Wat ik gisteren gedaan heb, de laatste keer dat ik spinazie at - ik houd niet bijzonder van spinazie maar volgens het voedingscentrum is het erg gezond om regelmatig groene groente te eten, spinazie is erg groen. M'n maag rommelt. Denkend aan eten krijg ik meteen trek. Geen zin om op te staan, ik negeer het gerommel, staar weer naar buiten.
De bel gaat. Ik probeer het te negeren. Meteen raak ik geagiteerd. Niet door de bel, wel van mijn poging niet op te staan, er geen gehoor aan te geven. Nog een keer klinkt de bel. Met gesloten ogen wacht ik tot de rust in mijn lijf is weergekeerd. Het rustgevend zicht naar buiten ben ik vergeten, het getik van de regen is vervaagd. Ik hoor alleen nog mijn interne stem: Niet opendoen, wacht tot het voorbij gaat. Maar ook ben ik nieuwsgierig: Wie zou het zijn, rond etenstijd? Vermoedelijk niet iemand die ik ken. Ik denk aan een collectant of erger, een colporteur. Doodstil blijf ik liggen, alsof ik bang ben dat ik mijzelf verraad, probeer ik zo zacht mogelijk te ademen. Geklepper van de brievenbus. Een stem klinkt. Verdomme, denk ik, welke idioot schreeuwt er nu door mijn brievenbus. Met de deur naar de gang gesloten kan ik niet horen wat er geroepen wordt, wel dat het een vrouwenstem is. Ik herken haar niet. Hard slaat ze een paar keer de klep op en neer. Dan is het stil. Ik ontspan, ze is weg. In een paar minuten doezel ik weer weg. Wie zou het zijn geweest? Als ik haar niet ken, waarom wilde ze dan zo graag naar binnen? Was het een mooie vrouw? Uit toonhoogte en intonatie destilleer ik een jonge vrouw, blond met een open en rond gezicht. Ik dagdroom wat weg met dit beeld en nestel me lekker op de bank met een tevreden glimlach op mijn gezicht.
De ramen in de keukendeur trillen in hun sponning van het gebonk ertegen aan. Ik schrik op uit mijn sensuele gedachten, val haast van de bank wanneer ik op wil staan. Mijn hart klopt in mijn keel. Ik wrijf mijn ogen uit, wankel even en loop dan naar de keuken toe. Het gebonk houdt aan, nu hoor ik ook een schelle stem mijn naam roepen. "Doe open, het regent!"
"Wie ben je?" schreeuw ik terug. Ik loop naar de deur en buig met mijn hand een paar luxaflexlamellen om, zodat ik naar buiten kan kijken. Haar vuist raakt net weer het glas en instinctief spring ik naar achteren. "Hou op met bonken!", gil ik het geschrokken uit.
"Doe dan open man! Ik ben doorweekt!"
Nog steeds weet ik niet wie er op mijn raam staat te bonken en waarom. De situatie verwart mij. Op de automatische piloot loop ik naar de voordeur. Alsof ik gehypnotiseerd ben, open ik die en wenk naar links, waar de vrouw nog op mijn keukenraam staat te bonken, dat ze naar binnen moet komen. Hoge hakken trippen door de diepe plas die voor de deur is ontstaan. Ze hupt over de drempel en staat dan op de mat. Ik stap opzij, ze heeft haar hoofd nog naar beneden gebogen alsof ook hierbinnen de regen haar nog geselt.
"Waarom duurde het zolang?" roept ze mij ter verantwoording voor het lange wachten.
"Wie ben je?" vraag ik terwijl ik de punt van haar capuchon naar achteren probeer te trekken.
Ze slaat mijn hand weg, richt haar hoofd op en kijkt mij strak aan. Ik gebaar dat ze naar voren moet stappen zodat ik de deur kan sluiten. Ze schudt haar jas even uit en maakt dan plaats. Wanneer de deur dicht is, vraag ik haar om haar jas uit te trekken.
"Momentje", zegt ze en steekt haar hand uit. Zonder aarzelen grijp ik die vast. "Miriam, zeg maar Miriam." Een grote glimlach en ik smelt een beetje. "Wat kom je doen Miriam?"
Wordt vervolgd
De striemende slagregens vormen een boeiend schouwspel. Niemand die praat, geen andere geluiden dan het aanzwellende en afzwakkende getik van de regen tegen de ruiten. Mijn gedachten vervloeien met het natuurgeweld buiten, ik soes weer weg. Wat ik gisteren gedaan heb, de laatste keer dat ik spinazie at - ik houd niet bijzonder van spinazie maar volgens het voedingscentrum is het erg gezond om regelmatig groene groente te eten, spinazie is erg groen. M'n maag rommelt. Denkend aan eten krijg ik meteen trek. Geen zin om op te staan, ik negeer het gerommel, staar weer naar buiten.
De bel gaat. Ik probeer het te negeren. Meteen raak ik geagiteerd. Niet door de bel, wel van mijn poging niet op te staan, er geen gehoor aan te geven. Nog een keer klinkt de bel. Met gesloten ogen wacht ik tot de rust in mijn lijf is weergekeerd. Het rustgevend zicht naar buiten ben ik vergeten, het getik van de regen is vervaagd. Ik hoor alleen nog mijn interne stem: Niet opendoen, wacht tot het voorbij gaat. Maar ook ben ik nieuwsgierig: Wie zou het zijn, rond etenstijd? Vermoedelijk niet iemand die ik ken. Ik denk aan een collectant of erger, een colporteur. Doodstil blijf ik liggen, alsof ik bang ben dat ik mijzelf verraad, probeer ik zo zacht mogelijk te ademen. Geklepper van de brievenbus. Een stem klinkt. Verdomme, denk ik, welke idioot schreeuwt er nu door mijn brievenbus. Met de deur naar de gang gesloten kan ik niet horen wat er geroepen wordt, wel dat het een vrouwenstem is. Ik herken haar niet. Hard slaat ze een paar keer de klep op en neer. Dan is het stil. Ik ontspan, ze is weg. In een paar minuten doezel ik weer weg. Wie zou het zijn geweest? Als ik haar niet ken, waarom wilde ze dan zo graag naar binnen? Was het een mooie vrouw? Uit toonhoogte en intonatie destilleer ik een jonge vrouw, blond met een open en rond gezicht. Ik dagdroom wat weg met dit beeld en nestel me lekker op de bank met een tevreden glimlach op mijn gezicht.
De ramen in de keukendeur trillen in hun sponning van het gebonk ertegen aan. Ik schrik op uit mijn sensuele gedachten, val haast van de bank wanneer ik op wil staan. Mijn hart klopt in mijn keel. Ik wrijf mijn ogen uit, wankel even en loop dan naar de keuken toe. Het gebonk houdt aan, nu hoor ik ook een schelle stem mijn naam roepen. "Doe open, het regent!"
"Wie ben je?" schreeuw ik terug. Ik loop naar de deur en buig met mijn hand een paar luxaflexlamellen om, zodat ik naar buiten kan kijken. Haar vuist raakt net weer het glas en instinctief spring ik naar achteren. "Hou op met bonken!", gil ik het geschrokken uit.
"Doe dan open man! Ik ben doorweekt!"
Nog steeds weet ik niet wie er op mijn raam staat te bonken en waarom. De situatie verwart mij. Op de automatische piloot loop ik naar de voordeur. Alsof ik gehypnotiseerd ben, open ik die en wenk naar links, waar de vrouw nog op mijn keukenraam staat te bonken, dat ze naar binnen moet komen. Hoge hakken trippen door de diepe plas die voor de deur is ontstaan. Ze hupt over de drempel en staat dan op de mat. Ik stap opzij, ze heeft haar hoofd nog naar beneden gebogen alsof ook hierbinnen de regen haar nog geselt.
"Waarom duurde het zolang?" roept ze mij ter verantwoording voor het lange wachten.
"Wie ben je?" vraag ik terwijl ik de punt van haar capuchon naar achteren probeer te trekken.
Ze slaat mijn hand weg, richt haar hoofd op en kijkt mij strak aan. Ik gebaar dat ze naar voren moet stappen zodat ik de deur kan sluiten. Ze schudt haar jas even uit en maakt dan plaats. Wanneer de deur dicht is, vraag ik haar om haar jas uit te trekken.
"Momentje", zegt ze en steekt haar hand uit. Zonder aarzelen grijp ik die vast. "Miriam, zeg maar Miriam." Een grote glimlach en ik smelt een beetje. "Wat kom je doen Miriam?"
Wordt vervolgd
dinsdag 16 september 2008
Bikers Reunion
"... voordat ik de aandacht van het barpersoneel heb. Een man, aan zijn gescheld te horen de baas van het spul, staat een heel jonge serveerster hevig uit te foeteren. Ze heeft een dienblad in haar hand met koude en warme dranken. Een vrouw, aan haar onderdanige houding te zien de echtgenote van de barse baas, loopt zenuwachtig achter de bar heen en weer. Ik zit op de hoek van de bar, naast de bierpomp. Links van mij zitten wat mensen aan een tafeltje, voor de rest is de bar leeg. Ik sla het tafereel gade met een ontspannen glimlach op mijn gezicht. Uit het gesprek leid ik af dat het meisje niets kan doen aan de beschuldigingen..."
lees het hele bericht
lees het hele bericht
maandag 15 september 2008
Blog je Rot!
Ik heb een leuk stukje geschreven. Vind ik zelf. Dus publiceer ik het op een lokale nieuwssite. Zo eentje waar een paar fanatieke bloggers - meestal mannen van ver over middelbare leeftijd met een of ander lichamelijk gebrek, of dames die vooral te bewijzen hebben dat ze erbij horen - de dienst uitmaken. En waar het niveau van de inzendingen is af te lezen aan de commentaren erop. Namelijk dat het commentaar vrijwel nooit inhoudelijk aan het nieuwsitem refereert. Men misbruikt de commentaarruimte om persoonlijke vetes uit te vechten, het nieuws van de dag: "Hei jij die en die nog gesien?" te delen, of vragen aan de redactie te stellen: "Waarom reageert de redactie toch maar niet op de vragen die ik hier vorige week stelde?"
M'n vriend zegt: "Parels voor de zwijnen dat je je stukje daar plaatst. Er zijn toch wel andere media". Floep, de URL van de Volkskrantblog goegeltalkt mijn kant op. Eens even kijken. "Moet ik daar tussen staan met mijn provinciaals itempje?" "We zijn toch allemaal provencialen", antwoord hij snedig. Nou, ik klik maar wat rond. Het is tenslotte ook gewoon een podium: De Volkskrantblog. "Ik kan zo gauw niet vinden waar ik me an kan melden", de gevraagde URL staat binnen een seconde op mijn scherm te blinken. Ja, hij is snel die vriend van mij, zeker op Internet en al helemaal met het uitdelen van URL's. Erg handig zo'n levende zoekmachine. Zelf heb ik een hekel aan zoeken. Ik ben dan ook altijd alles kwijt, m'n sleutels, m'n portemonnaie en m'n geheugen. Vorig jaar ben ik zelfs een keer mijn vriendin kwijtgeraakt. Dat was ook meteen voorgoed. Mijn vriend heeft haar nog niet teruggevonden. Tenminste: er is nog geen URL in mijn googletalkbalk verschenen die op haar lijkt.
Met de vers ontvangen URL haast ik mij weer naar de Volkskrant website. Ah, een overzichtelijk schermpje, even wat invullen, een passend plaatje erbij googelen - dat lukt me nog wel - en ik kan van start. Na enter staat dezelfde pagina er weer. Zonder de gegevens die ik net invulde. Heb ik me nu al aangemeld? Of ben ik dat nu alweer vergeten? Terwijl ik me dat afvraag ratelt mijn gmail dat er bericht is van De Volkskrant. Login en wachtwoord. En dat ik me binnen 48 uur moet aanmelden anders vervalt het. Waar kan ik inloggen? In het mailtje geen URL. Ik start maar eens op de homepage van De Volkskrant. Dan naar Volkskrantblog. Een heel erg lange pagina, ik scroll wel een half uur voordat ik beneden ben. Daar wat servicelinks, geen loginlink. En weer terug naar boven. Nergens een knopje om in te loggen. Verdomme! Wat een rot webpagina. Druk, onoverzichtelijk, onbegrijpelijk. En ook nog eens niet intuïtief. Waar kan ik inloggen???
Mijn vriend heeft net gezegd dat ie even wat drinken is met zijn vrouw. Ik gun hem zijn Q-uurtje wel, hij heeft het er ook maar druk mee, met mijn levende google hulpbar zijn. Nog een keer rond kijken, ik klik maar willekeurig wat heen en weer. "Hart en Ziel" trekt me nu wel, ik ben zielsongelukkig en m'n hart maakt overuren van de stress dat ik niet kan inloggen. Klik, goh, wat is dit voor een pagina? Roze, een mooie lief glimlachende jonge dame met een bloem, een Guus Meeuwis (O. Hamburger) en de man van de Melkunie koeien (Floris). Duurzaam geluk. Wat? Tjee zeg, zelfs het geluk gaat mee in de stroom van neo-terminologisering. Alles moet tegenwoordig duurzaam zijn, "ik wor niet goed, reeds!" Snel klik ik deze pagina weg. Erachter de voorkant van De Volkskrant. Klik weg. Nog zo'n pagina, weg! En nog één! Verdorie, als je ergens op klikt, opent een nieuw browser window. Aarghh, ik wil alleen maar een blogje plaatsen.
Ik surf nog een keer naar Volkskrantblog, nieuwe pagina. In alle rust lees ik van boven naar beneden op elke regel wat er staat. Dat is toch geen manier om een website te bekijken. Ah, daar staat het, in de vierde(!) menuregel van boven. "Je eigen weblog", dat zal het dan wel zijn. Met mijn ogen dicht en billen bij elkaar klik ik erop. Hé, alweer zo'n overzichtelijk schermpje, nu om in te loggen! Dus ze kunnen het wel bij de Volkskrant. Of is dit schermpje niet van de Volkskrant? Maar van zulke handige en slimme types als mijn vriend, die snappen hoe het web in elkaar zit.
Login invullen, wachtwoord even inkopiëren en enteren. Ah, een nieuw zeer overzichtelijk schermpje:
"FOUT
Er is een registratiefout opgetreden. Probeert u zich nogmaals te registreren."
Ik geef het op, ik vraag mijn vriend wel om mijn bijdrage in te zenden. Laat mij maar lekker provinciaals bloggen, da's veel overzichtelijker.
M'n vriend zegt: "Parels voor de zwijnen dat je je stukje daar plaatst. Er zijn toch wel andere media". Floep, de URL van de Volkskrantblog goegeltalkt mijn kant op. Eens even kijken. "Moet ik daar tussen staan met mijn provinciaals itempje?" "We zijn toch allemaal provencialen", antwoord hij snedig. Nou, ik klik maar wat rond. Het is tenslotte ook gewoon een podium: De Volkskrantblog. "Ik kan zo gauw niet vinden waar ik me an kan melden", de gevraagde URL staat binnen een seconde op mijn scherm te blinken. Ja, hij is snel die vriend van mij, zeker op Internet en al helemaal met het uitdelen van URL's. Erg handig zo'n levende zoekmachine. Zelf heb ik een hekel aan zoeken. Ik ben dan ook altijd alles kwijt, m'n sleutels, m'n portemonnaie en m'n geheugen. Vorig jaar ben ik zelfs een keer mijn vriendin kwijtgeraakt. Dat was ook meteen voorgoed. Mijn vriend heeft haar nog niet teruggevonden. Tenminste: er is nog geen URL in mijn googletalkbalk verschenen die op haar lijkt.
Met de vers ontvangen URL haast ik mij weer naar de Volkskrant website. Ah, een overzichtelijk schermpje, even wat invullen, een passend plaatje erbij googelen - dat lukt me nog wel - en ik kan van start. Na enter staat dezelfde pagina er weer. Zonder de gegevens die ik net invulde. Heb ik me nu al aangemeld? Of ben ik dat nu alweer vergeten? Terwijl ik me dat afvraag ratelt mijn gmail dat er bericht is van De Volkskrant. Login en wachtwoord. En dat ik me binnen 48 uur moet aanmelden anders vervalt het. Waar kan ik inloggen? In het mailtje geen URL. Ik start maar eens op de homepage van De Volkskrant. Dan naar Volkskrantblog. Een heel erg lange pagina, ik scroll wel een half uur voordat ik beneden ben. Daar wat servicelinks, geen loginlink. En weer terug naar boven. Nergens een knopje om in te loggen. Verdomme! Wat een rot webpagina. Druk, onoverzichtelijk, onbegrijpelijk. En ook nog eens niet intuïtief. Waar kan ik inloggen???
Mijn vriend heeft net gezegd dat ie even wat drinken is met zijn vrouw. Ik gun hem zijn Q-uurtje wel, hij heeft het er ook maar druk mee, met mijn levende google hulpbar zijn. Nog een keer rond kijken, ik klik maar willekeurig wat heen en weer. "Hart en Ziel" trekt me nu wel, ik ben zielsongelukkig en m'n hart maakt overuren van de stress dat ik niet kan inloggen. Klik, goh, wat is dit voor een pagina? Roze, een mooie lief glimlachende jonge dame met een bloem, een Guus Meeuwis (O. Hamburger) en de man van de Melkunie koeien (Floris). Duurzaam geluk. Wat? Tjee zeg, zelfs het geluk gaat mee in de stroom van neo-terminologisering. Alles moet tegenwoordig duurzaam zijn, "ik wor niet goed, reeds!" Snel klik ik deze pagina weg. Erachter de voorkant van De Volkskrant. Klik weg. Nog zo'n pagina, weg! En nog één! Verdorie, als je ergens op klikt, opent een nieuw browser window. Aarghh, ik wil alleen maar een blogje plaatsen.
Ik surf nog een keer naar Volkskrantblog, nieuwe pagina. In alle rust lees ik van boven naar beneden op elke regel wat er staat. Dat is toch geen manier om een website te bekijken. Ah, daar staat het, in de vierde(!) menuregel van boven. "Je eigen weblog", dat zal het dan wel zijn. Met mijn ogen dicht en billen bij elkaar klik ik erop. Hé, alweer zo'n overzichtelijk schermpje, nu om in te loggen! Dus ze kunnen het wel bij de Volkskrant. Of is dit schermpje niet van de Volkskrant? Maar van zulke handige en slimme types als mijn vriend, die snappen hoe het web in elkaar zit.
Login invullen, wachtwoord even inkopiëren en enteren. Ah, een nieuw zeer overzichtelijk schermpje:
"FOUT
Er is een registratiefout opgetreden. Probeert u zich nogmaals te registreren."
Ik geef het op, ik vraag mijn vriend wel om mijn bijdrage in te zenden. Laat mij maar lekker provinciaals bloggen, da's veel overzichtelijker.
zondag 14 september 2008
Fietser neemt gemeente werk uit handen
Sinds een week snoeit een fietser het groen langs het fietspad van Amersfoort naar Soestduinen, gelegen tussen spoor en dierentuin. Mei 2007 klaagde hij voor het eerst bij de gemeente - via meldpunt woonomgeving - over ver over het fietspad hangende takken. Tot nu toe zonder resultaat. Daarom startte hij begin september zelf met snoeien, elke dag 10 minuten. Ik fiets een stukje met hem mee en vraag onderweg naar het hoe en waarom van deze actie. Hier en daar knipt hij nog wat takken.
Hoe reageerde de gemeente op je klacht?
In 2007 kreeg ik netjes een ontvangstbevestiging van mijn klacht. Vervolgens was het niet duidelijk wie er verantwoordelijk is voor het groenbeheer langs dit fietspad, de gemeente of de provincie. Er gebeurde helemaal niets.
Wat is het mooi met al dit groen! Het is een recreatieve route toch?
Ik fiets er elke dag, van en naar mijn werk. Vooral in het groeiseizoen overwoekeren de takken en het onkruid - met name brandnetels die bij blote benen voor rode jeukende plekken zorgen - het fietspad. 's Ochtends is het hier een drukte van belang. Veel schoolkinderen die 3 breed willen fietsen. Het is inderdaad een mooi fietspad, heel fijn om hier te kunnen fietsen.
Ik zie strak zwart asfalt. Ik herinner me dat dit vroeger een zandpaadje was. De gemeente heeft dus wel iets verbeterd aan de fietscondities hier?
Vroeger was dit inderdaad een zandpad. Over het asfalt rijdt het een stuk comfortabeler en het fietspad is breder geworden. Helaas is die breedte op meerdere plekken niet bruikbaar. Overhangende takken - vaak op ooghoogte met gevaarlijke doornen - en ver uitstekende brandnetels, dwingen je naar het midden. En dan is er nog maar voor 1 fietser tegelijk plaats. Zonde want het asfaltstuk is op zich breed genoeg.
Maar wat is dit hier? Hebben ze het pad hier wat smaller gemaakt?
Nee, dit is een stukje waar de naalden van deze dennenboom op het fietspad blijven liggen. Iedereen neemt een boogje om de uitstekende takken heen. En nu lijkt het inderdaad dat het fietspad wat smaller is. Het nodigt - ook als de takken gesnoeid zijn - niet uit om over heen te fietsen.
Ga je deze den ook nog snoeien?
Met de snoeischaar lukt me dat niet, daar heb je echt een zaag voor nodig. En dan moet ik ook een bezem meenemen om die naalden het bos in te vegen.
Waarom nu pas begonnen met deze actie?
Maart dit jaar vroeg ik de gemeente of ze na 10 maanden nog iets gingen ondernemen. Vlak daarna kwam het bericht dat de gemeente verantwoordelijk is voor het groenbeheer. Ze stuurden mijn melding door naar de wijkopzichter. Ik was verheugd: nu gaat het gebeuren!
Maar niks hoor, het groeiseizoen startte en al snel groeide het hier weer dicht. In de vakantieperiode was het rustig en nog wel te doen. Eind augustus begonnen de scholen weer. Toen was ik het zat. Ik heb een snoeischaar in mijn fietstas gestoken en elke dag knip ik nu zo'n 10 minuten. Inmiddels hangen er bijna geen takken meer over. De brandnetels daar blijf ik voor mijn eigen veiligheid af. Oh, en er groeien wat beschermde distels. Die laat ik ook staan natuurlijk.
Het afval gooi je gewoon naast het pad zie ik.
Voordat ik hiermee begon heb ik de gemeente laten weten dat ik niets meer van ze verwacht en dat ze mijn vijf mailtjes als niet verzonden mogen beschouwen. Ik kondigde aan dat ik zelf wel ging snoeien maar geen ruimte voor het snoeiafval op mijn fiets heb. Ik voegde er het vriendelijke verzoek aan toe of zij voor afvoer daarvan wilde zorgen.
Dus nu ben je onbezoldigd medewerker van de afdeling 'groen', zonder aanstelling? Hoelang blijf je dit doen?
Natuurlijk is dit een taak van de gemeente. Zij zijn er voor verantwoordelijk. De overhangende takken zijn ronduit gevaarlijk. Sommige hangen op ooghoogte en vaak zitten er doornen aan. Zeker de scholieren, die meestal druk met elkaar bezig zijn en niet zo op de omgeving letten, hebben een risico om zo'n tak in hun gezicht te krijgen. Ik draag een bril, mijn ogen zijn beschermd. Je moet er niet aan denken hoe dat eruit ziet als het mis gaat. Ik hoop van harte dat de gemeente het niet zover wil laten komen.
Dit bericht verscheen eerder op:
Fietsersbond Amersfoort: Fietsen in de Keistad
Unieuws
De Weekkrant
Hoe reageerde de gemeente op je klacht?
In 2007 kreeg ik netjes een ontvangstbevestiging van mijn klacht. Vervolgens was het niet duidelijk wie er verantwoordelijk is voor het groenbeheer langs dit fietspad, de gemeente of de provincie. Er gebeurde helemaal niets.
Wat is het mooi met al dit groen! Het is een recreatieve route toch?
Ik fiets er elke dag, van en naar mijn werk. Vooral in het groeiseizoen overwoekeren de takken en het onkruid - met name brandnetels die bij blote benen voor rode jeukende plekken zorgen - het fietspad. 's Ochtends is het hier een drukte van belang. Veel schoolkinderen die 3 breed willen fietsen. Het is inderdaad een mooi fietspad, heel fijn om hier te kunnen fietsen.
Ik zie strak zwart asfalt. Ik herinner me dat dit vroeger een zandpaadje was. De gemeente heeft dus wel iets verbeterd aan de fietscondities hier?
Vroeger was dit inderdaad een zandpad. Over het asfalt rijdt het een stuk comfortabeler en het fietspad is breder geworden. Helaas is die breedte op meerdere plekken niet bruikbaar. Overhangende takken - vaak op ooghoogte met gevaarlijke doornen - en ver uitstekende brandnetels, dwingen je naar het midden. En dan is er nog maar voor 1 fietser tegelijk plaats. Zonde want het asfaltstuk is op zich breed genoeg.
Maar wat is dit hier? Hebben ze het pad hier wat smaller gemaakt?
Nee, dit is een stukje waar de naalden van deze dennenboom op het fietspad blijven liggen. Iedereen neemt een boogje om de uitstekende takken heen. En nu lijkt het inderdaad dat het fietspad wat smaller is. Het nodigt - ook als de takken gesnoeid zijn - niet uit om over heen te fietsen.
Ga je deze den ook nog snoeien?
Met de snoeischaar lukt me dat niet, daar heb je echt een zaag voor nodig. En dan moet ik ook een bezem meenemen om die naalden het bos in te vegen.
Waarom nu pas begonnen met deze actie?
Maart dit jaar vroeg ik de gemeente of ze na 10 maanden nog iets gingen ondernemen. Vlak daarna kwam het bericht dat de gemeente verantwoordelijk is voor het groenbeheer. Ze stuurden mijn melding door naar de wijkopzichter. Ik was verheugd: nu gaat het gebeuren!
Maar niks hoor, het groeiseizoen startte en al snel groeide het hier weer dicht. In de vakantieperiode was het rustig en nog wel te doen. Eind augustus begonnen de scholen weer. Toen was ik het zat. Ik heb een snoeischaar in mijn fietstas gestoken en elke dag knip ik nu zo'n 10 minuten. Inmiddels hangen er bijna geen takken meer over. De brandnetels daar blijf ik voor mijn eigen veiligheid af. Oh, en er groeien wat beschermde distels. Die laat ik ook staan natuurlijk.
Het afval gooi je gewoon naast het pad zie ik.
Voordat ik hiermee begon heb ik de gemeente laten weten dat ik niets meer van ze verwacht en dat ze mijn vijf mailtjes als niet verzonden mogen beschouwen. Ik kondigde aan dat ik zelf wel ging snoeien maar geen ruimte voor het snoeiafval op mijn fiets heb. Ik voegde er het vriendelijke verzoek aan toe of zij voor afvoer daarvan wilde zorgen.
Dus nu ben je onbezoldigd medewerker van de afdeling 'groen', zonder aanstelling? Hoelang blijf je dit doen?
Natuurlijk is dit een taak van de gemeente. Zij zijn er voor verantwoordelijk. De overhangende takken zijn ronduit gevaarlijk. Sommige hangen op ooghoogte en vaak zitten er doornen aan. Zeker de scholieren, die meestal druk met elkaar bezig zijn en niet zo op de omgeving letten, hebben een risico om zo'n tak in hun gezicht te krijgen. Ik draag een bril, mijn ogen zijn beschermd. Je moet er niet aan denken hoe dat eruit ziet als het mis gaat. Ik hoop van harte dat de gemeente het niet zover wil laten komen.
Dit bericht verscheen eerder op:
Fietsersbond Amersfoort: Fietsen in de Keistad
Unieuws
De Weekkrant
zaterdag 13 september 2008
Notre Dame de Avioth
Deel 1 verscheen op 11 september 2008
Binnen speelt het orgel, twee mannen ergens voorin in een kerkbank. De mensen die net binnengingen lopen wat heen en weer. Ik kijk bij de relikwieën en prullaria. Het is koud nu het niet meer regent. Het tot rust komen maakt ook de kilte hier binnen voelbaar. Ik neem plaats op de achterste kerkbank en luister naar het orgelspel. Keer op keer worden dezelfde stukjes herhaald. Men oefent. Het is klassieke kerkorgelmuziek en klinkt prachtig in deze basiliek. Van binnen is de kerk minder indrukwekkend. Vooral de beelden van de heiligen vallen me een beetje tegen. Maar wat wil je, die staan er ook al zo'n 800 jaar te vergelen. Jacobus moet ook ergens zijn, ik zie hem niet, of herken hem niet. De organist bijt zich vast in een zwaar stuk. Telkens een maat of vijftig en dan weer vanaf het begin herhalen. En steeds op het zelfde punt net niet verder kunnen of willen spelen. Zo te horen zit er iemand op zijn/haar vingers te kijken. En wéér hetzelfde stuk. Voor maat vijftig verdwijnen nu alle orgelklanken in een klap als een donderslag bij heldere hemel. Maar niet figuurlijk: de kerk schudt op haar grondvesten, iedereen kijkt op en om. De mannen voorin onrustig, het echtpaar staat stokstijf bij het bidkapelletje. De slag buldert na, de glas-in-loodruiten trillen in hun eeuwenoude omlijsting. Een zucht van verlichting klinkt eenstemmig wanneer blijkt dat alles nog overeind staat. Het orgel is 5 maten verder, onverstoorbaar speelde de organist door: maat 50 was nog niet bereikt.
Nog een paar klappen van dit kaliber teisteren de kerk voordat het onweer langzaam verder trekt. Er volgt een oorverdovende slagregen tegen het grote ronde glas-in-loodraam aan de hoofdingang van de kerk. Zelfs het dak resoneert mee op de stortvloed van enorme druppels. De wind neemt toe, stormachtig kracht 7 tot 8 hoor ik Erwin Krol zeggen in mijn hoofd. Ik richt mijn blik op het altaar, en scan de voorkant van de kerk. De heilige beelden, onze lieve vrouwe, de belachelijke op schaal gemaakte toren die hier binnen is te bewonderen... Een rilling trekt over mijn rug, alsof iemand achter mij is komen staan en me net niet aanraakt. In een reflex trek ik mijn schouders op. Ik durf niet meteen om te kijken, bang dat ik schrik van degene die er staat. Voorzichtig kijk ik rechts van me. De deur van de kerk staat open. Ik wacht op wat, nee wie, komen gaat. Ik tel tot vijf. Er komt niemand. De deur zwaait nog iets verder open. Spookachtig, de kilte van de kerk bekruipt me. Ik schud een keer met mijn bovenlichaam om het enge gevoel kwijt te raken. Er is niets, er is niemand. Dan besef ik dat de wind zo krachtig is dat ze de deur, die ik met veel moeite opende, naar binnen duwt. Maar blijkbaar daar stokt. Hier op de plek waar ik zit, is niets te merken van een windvlaag.
Duizend gedachten over het hoe en waarom vliegen door mijn hoofd. Ook al heb ik zojuist Newton van stal gehaald, de mystieke mist is nog niet opgetrokken. M'n lichaam rilt nog na van het idee dat er 'meer' was daarnet. En ook daarvoor al, voordat het begon te regenen. Het onbewuste besef dat ik hier zou moeten schuilen. God die waakt, stuurt en beschermt. Of is het niet God? Is het iets anders? Even visioeneer ik de geest van mijn vader met zijn hand aan de deur van de kerk. Alsof hij het is die hier komt spoken, met een boodschap die onverstaanbaar en onbegrepen blijft. En als het God is dan niet meer en minder dan de ervaring dat dit gaat zoals het gaat en daaruit blijkt dat de natuur alom is, dus ook in mij. En dat ik, mens zoals ik ben, weet wanneer het moment daar is om te schuilen voor de regen. Tot op de seconde kan ik dat bepalen. Als ik er maar voor opensta en eraan toegeef. God is een ervaring, lees Klaas Hendrikse er maar eens op na. Maar het is mijn vader niet of zijn geest, en ook de klassieke God niet, die hier komen spoken. En toch ben ik geraakt, door de orgelmuziek, de weersomslag die in mijn hele lijf is gaan zitten, net als de enorme donderslagen die even indrukwekkend als angstaanjagend waren. En ook: dat ik hier zo goed heb kunnen schuilen.
Nu begin ik onrustig te worden. Half zeven geweest en het regent nog bakken buiten. Om zes uur kwam ik hier aan, het ziet ernaar uit dat ik nog wel een uurtje hier zit. Nu de donder voorbij is en ik al 500 maten dezelfde muziek heb gehoord, ben ik toe aan wat ander vermaak. Nog maar eens naar de parafernalia dan. Een kaartenuitgeefmachine. Veertig eurocent per stuk, de machine wisselt niet. Ik neem twee kaarten van de kerk, dat compenseert voor de niet gemaakte foto. Dan een kijkje bij al de prulletjes, hangertjes, verzilverde miniaturen van de basiliek, onze vrouwe, boekjes, enzoverder. Het kleinste hangertje van Notre Dame kost twee euro. Niet groter dan een één eurocent muntje, maar wel van goud. Om mij deze kerk te herinneren, en om het werk te steunen deze kerk te behouden voor de toekomst, wil ik graag een bijdrage doen in het kunst- en kultuurfonds van Avioth. Dat gaat via de tussenweg van het geloof en de kerk als gemeenschap. Voor mij de eerste keer dat ik mij daarmee inlaat. Zelfs in Barcelona, bij de Sagrada Familia weigerde ik prulletjes als aandenken tegen geringe vergoeding. Pas hier maak ik de omslag naar: ik neem deel aan het behoud van deze kerk. En daar heb ik mijn eigen argumenten bij. Ik houd nu eenmaal van oude stenen, en dan niet een paar, maar het liefst héél erg veel in een mooi verband gestapeld. En ik het gun het anderen ver na mij ook om ervan te genieten. Het hangertje is nu voor mij het symbool van mijn hernieuwde blik op deze prullerij. Het geld gaat in een doosje dat aan de muur hangt. En ik doe er niet 2 euro in, maar een briefje van vijf. Dat zijn toch weer 10 stenen die gered zijn van de ondergang. Vanaf nu hoor ik ook een beetje bij Avioth en Avioth bij mij.
Het druppelt slechts nog buiten, mijn missie is hier ten einde, ik ga op weg om een slaapplaats te zoeken. Met piepende remmen van het water glijd ik voorzichtig naar de hoofdweg. Aan de overkant van de weg een vrouw die haar stoepje ontdoet van het overtollig water. Dochter van dertien in de deuropening. Ik groet vriendelijk knikkend, de vrouw antwoord met afgewend gezicht, het meisje met grote glimlach en nieuwsgierige ogen. "Mam, die meneer kan met dit slechte weer toch wel bij ons slapen?" zegt ze. Half zangerig komt het antwoord, alsof het een mantra is, een bezwering die ze vaker gebruikt: "Hij heeft er voor gekozen om te kamperen, dan moet ie maar kamperen". Met neergeslagen ogen vlucht het meisje naar binnen. Lachend vervolg ik mijn weg, wat een wijsheid.
Binnen speelt het orgel, twee mannen ergens voorin in een kerkbank. De mensen die net binnengingen lopen wat heen en weer. Ik kijk bij de relikwieën en prullaria. Het is koud nu het niet meer regent. Het tot rust komen maakt ook de kilte hier binnen voelbaar. Ik neem plaats op de achterste kerkbank en luister naar het orgelspel. Keer op keer worden dezelfde stukjes herhaald. Men oefent. Het is klassieke kerkorgelmuziek en klinkt prachtig in deze basiliek. Van binnen is de kerk minder indrukwekkend. Vooral de beelden van de heiligen vallen me een beetje tegen. Maar wat wil je, die staan er ook al zo'n 800 jaar te vergelen. Jacobus moet ook ergens zijn, ik zie hem niet, of herken hem niet. De organist bijt zich vast in een zwaar stuk. Telkens een maat of vijftig en dan weer vanaf het begin herhalen. En steeds op het zelfde punt net niet verder kunnen of willen spelen. Zo te horen zit er iemand op zijn/haar vingers te kijken. En wéér hetzelfde stuk. Voor maat vijftig verdwijnen nu alle orgelklanken in een klap als een donderslag bij heldere hemel. Maar niet figuurlijk: de kerk schudt op haar grondvesten, iedereen kijkt op en om. De mannen voorin onrustig, het echtpaar staat stokstijf bij het bidkapelletje. De slag buldert na, de glas-in-loodruiten trillen in hun eeuwenoude omlijsting. Een zucht van verlichting klinkt eenstemmig wanneer blijkt dat alles nog overeind staat. Het orgel is 5 maten verder, onverstoorbaar speelde de organist door: maat 50 was nog niet bereikt.
Nog een paar klappen van dit kaliber teisteren de kerk voordat het onweer langzaam verder trekt. Er volgt een oorverdovende slagregen tegen het grote ronde glas-in-loodraam aan de hoofdingang van de kerk. Zelfs het dak resoneert mee op de stortvloed van enorme druppels. De wind neemt toe, stormachtig kracht 7 tot 8 hoor ik Erwin Krol zeggen in mijn hoofd. Ik richt mijn blik op het altaar, en scan de voorkant van de kerk. De heilige beelden, onze lieve vrouwe, de belachelijke op schaal gemaakte toren die hier binnen is te bewonderen... Een rilling trekt over mijn rug, alsof iemand achter mij is komen staan en me net niet aanraakt. In een reflex trek ik mijn schouders op. Ik durf niet meteen om te kijken, bang dat ik schrik van degene die er staat. Voorzichtig kijk ik rechts van me. De deur van de kerk staat open. Ik wacht op wat, nee wie, komen gaat. Ik tel tot vijf. Er komt niemand. De deur zwaait nog iets verder open. Spookachtig, de kilte van de kerk bekruipt me. Ik schud een keer met mijn bovenlichaam om het enge gevoel kwijt te raken. Er is niets, er is niemand. Dan besef ik dat de wind zo krachtig is dat ze de deur, die ik met veel moeite opende, naar binnen duwt. Maar blijkbaar daar stokt. Hier op de plek waar ik zit, is niets te merken van een windvlaag.
Duizend gedachten over het hoe en waarom vliegen door mijn hoofd. Ook al heb ik zojuist Newton van stal gehaald, de mystieke mist is nog niet opgetrokken. M'n lichaam rilt nog na van het idee dat er 'meer' was daarnet. En ook daarvoor al, voordat het begon te regenen. Het onbewuste besef dat ik hier zou moeten schuilen. God die waakt, stuurt en beschermt. Of is het niet God? Is het iets anders? Even visioeneer ik de geest van mijn vader met zijn hand aan de deur van de kerk. Alsof hij het is die hier komt spoken, met een boodschap die onverstaanbaar en onbegrepen blijft. En als het God is dan niet meer en minder dan de ervaring dat dit gaat zoals het gaat en daaruit blijkt dat de natuur alom is, dus ook in mij. En dat ik, mens zoals ik ben, weet wanneer het moment daar is om te schuilen voor de regen. Tot op de seconde kan ik dat bepalen. Als ik er maar voor opensta en eraan toegeef. God is een ervaring, lees Klaas Hendrikse er maar eens op na. Maar het is mijn vader niet of zijn geest, en ook de klassieke God niet, die hier komen spoken. En toch ben ik geraakt, door de orgelmuziek, de weersomslag die in mijn hele lijf is gaan zitten, net als de enorme donderslagen die even indrukwekkend als angstaanjagend waren. En ook: dat ik hier zo goed heb kunnen schuilen.
Nu begin ik onrustig te worden. Half zeven geweest en het regent nog bakken buiten. Om zes uur kwam ik hier aan, het ziet ernaar uit dat ik nog wel een uurtje hier zit. Nu de donder voorbij is en ik al 500 maten dezelfde muziek heb gehoord, ben ik toe aan wat ander vermaak. Nog maar eens naar de parafernalia dan. Een kaartenuitgeefmachine. Veertig eurocent per stuk, de machine wisselt niet. Ik neem twee kaarten van de kerk, dat compenseert voor de niet gemaakte foto. Dan een kijkje bij al de prulletjes, hangertjes, verzilverde miniaturen van de basiliek, onze vrouwe, boekjes, enzoverder. Het kleinste hangertje van Notre Dame kost twee euro. Niet groter dan een één eurocent muntje, maar wel van goud. Om mij deze kerk te herinneren, en om het werk te steunen deze kerk te behouden voor de toekomst, wil ik graag een bijdrage doen in het kunst- en kultuurfonds van Avioth. Dat gaat via de tussenweg van het geloof en de kerk als gemeenschap. Voor mij de eerste keer dat ik mij daarmee inlaat. Zelfs in Barcelona, bij de Sagrada Familia weigerde ik prulletjes als aandenken tegen geringe vergoeding. Pas hier maak ik de omslag naar: ik neem deel aan het behoud van deze kerk. En daar heb ik mijn eigen argumenten bij. Ik houd nu eenmaal van oude stenen, en dan niet een paar, maar het liefst héél erg veel in een mooi verband gestapeld. En ik het gun het anderen ver na mij ook om ervan te genieten. Het hangertje is nu voor mij het symbool van mijn hernieuwde blik op deze prullerij. Het geld gaat in een doosje dat aan de muur hangt. En ik doe er niet 2 euro in, maar een briefje van vijf. Dat zijn toch weer 10 stenen die gered zijn van de ondergang. Vanaf nu hoor ik ook een beetje bij Avioth en Avioth bij mij.
Het druppelt slechts nog buiten, mijn missie is hier ten einde, ik ga op weg om een slaapplaats te zoeken. Met piepende remmen van het water glijd ik voorzichtig naar de hoofdweg. Aan de overkant van de weg een vrouw die haar stoepje ontdoet van het overtollig water. Dochter van dertien in de deuropening. Ik groet vriendelijk knikkend, de vrouw antwoord met afgewend gezicht, het meisje met grote glimlach en nieuwsgierige ogen. "Mam, die meneer kan met dit slechte weer toch wel bij ons slapen?" zegt ze. Half zangerig komt het antwoord, alsof het een mantra is, een bezwering die ze vaker gebruikt: "Hij heeft er voor gekozen om te kamperen, dan moet ie maar kamperen". Met neergeslagen ogen vlucht het meisje naar binnen. Lachend vervolg ik mijn weg, wat een wijsheid.
vrijdag 12 september 2008
Lekke Band
"..het programma van vandaag schrijft fietsen voor. Nog 10 dagen nog 1000 kilometer, geen tijd om te lanterfanten dus. Een vlaams stel op de fiets is inmiddels wel omgekleed en klaar voor een frisse duik. Ik knoop een praatje aan, er komt geen reactie. Ze bevestigen het beeld van de schuchtere vlaming. Zolang ze maar blijven verkondigen dat wij 'hollanders' zoveel makkelijker contact maken en zij daarin berusten, zal het niet veranderen. Iets langer dan gepland, om mijn gemis van een zwempartijtje enigszins te vergoeden met wat meer rusttijd.."
lees het hele bericht
lees het hele bericht
donderdag 11 september 2008
Onze Vrouwe van Avioth
Woensdag 2 juli, bij Orval stop ik even. De rondleiding, daar heb ik nu geen zin in, het risico om straks nog 20 kilometer te moeten fietsen met een paar van die lekkere glazen op is groot aanwezig. En er wacht mij nog een heugelijk feit, over een paar kilometer rijd ik Frankrijk binnen en dan ben ik echt in het buitenland! België telt als zodanig niet mee. Amper de grens over tref ik de zoveelste klim vandaag. En nu bij de zakkende zon is er opeens wel beschutting. De hele dag reed ik op hellingen waar soms een enkel boompje aan de verkeerde, want geen schaduwgevende, kant van de weg stond. Een laatste klim dan, hoop ik. Mijn energie niveau is zodanig laag dat ik amper nog doorheb dat ik fiets. Heel mijn lichaam doet pijn: zonnebrand, kramp, roodgeschuurde liezen, zitvlak met bultjes, tintelende vingers, en droge ogen. Alleen geen hoofdpijn deze keer.
Omhoog fietsend hoor ik in de verte gerommel, waarschijnlijk weer zo'n te zwaar beladen landbouw vrachtwagen die met veel te hoge snelheid de berg op wil rijden. Kort daarop weer gerommel, ik kijk onder het bladerdek voor mij uit omhoog. Niets dan donkerte, de top is nog niet te zien. De lucht voelt warm en drukkend. Eenmaal boven zie ik een door een zwaar zwart wolkendek overschaduwd dal voor me. Een klein dorpje aan het einde van een lange slingerende afdaling. Ik schat de wind, de afstand en de richting van de wolken in. Brede grijze striemen in de verte geven aan waar het al regent. Nog zo'n 12 kilometer tot Montmedy, daar is de eerstvolgende camping. Ik vrees dat ik het niet droog ga houden. Een flits in de verte, vaag gerommel. Onweer op afstand. Ik tel veel meer dan 10 seconden, ruim 5 kilometer schat ik in. Het donkere wolkendek verplaatst van west naar oost in de richting van mijn route. Ergens gaan we elkaar ontmoeten.
Mijn plan is gemaakt, ik zal schuilen voordat ik Montmedy bereik. En dan maar zien hoelang het duurt. Mijn ogen speuren al in de afdaling naar mogelijke schuilplekken: boerenschuren - het liefst zonder erfhond - bushokjes, kerken, of eventueel een paar bomen. Het regent nog steeds niet. Zo hard ik kan daal ik af. Elke seconde telt nu, kan het verschil uitmaken tussen aangenaam beschut wachten tot het voorbij is en totaal verkleumd rillend een longontsteking oplopen. Op de top heb ik uit voorzorg mijn regenjas al aangetrokken. In de afdaling doorkruis ik Breux en knal langs een uitermate geschikte bushalte om in te schuilen. Nog even nadenken: te laat, ik ben het dorp alweer uit. Wanneer de weg gaat stijgen, bereken ik met behulp van routeboek de afstand naar het volgende dorp. Twee kilometer, min of meer. De flitsen en klappen volgen elkaar nu binnen 6 seconden op. Minder dan 2 kilometer zuidwestelijk voor me loert een enorme cumulonimbus op mij. Toch maar omkeren naar de bushalte? Nah, ik waag het erop, dare devil als ik ben. Op de SBL scoorde ik destijds in het percentiel 90, minder dan 10% van de mensen hebben een grotere spanningsbehoefte dan ik. Maar dat was toen ik twintig was.
Lichtelijk nerveus fiets ik verder. De lucht ziet er zeer onheilspellend en dreigend uit. Ach wat, als ik natregen, fiets ik gewoon door dacht ik daarnet nog. Met het uitzicht dat ik nu heb begin ik steeds meer te verlangen naar een fatsoenlijke schuilplek, een schuur, of een groot gebouw. Een bushalte? Grmmpf, lijkt mij niet dat ik daar echt veel beschutting geniet. Mijn vermoeidheid schijnt niet meer aanwezig, de adrenaline die door mijn angst nu vrijelijk beschikbaar is, zet mijn lichaam aan tot een uiterste krachtsinspanning. Het voelt als aangenaam rondtrappen, er is maar 1 optie want langs de kant van de weg niets dan hagen. Wilde ik nu nog onder een boom schuilen, er zijn er domweg geen. Droog bereik ik Avioth, de weg kronkelt wat en dan is er voor me de afdaling het dorp uit. Net wanneer ik koerszet die richting op, in de naïeve veronderstelling dat ik de laatste 5 kilometer naar Montmedy ook nog wel droog overbrug, knijp ik intuïtief keihard in mijn remmen. Mijn lichaam neemt even het roer over. Links van mij een weggetje omhoog. Met een overtrokken nek scan ik het gebouw dat daar hoog boven mij uittorent. Mijn mond doet van 'WOW'. Ik val haast van mijn fiets van, van... Ja van wat eigenlijk? Ik ben overdonderd, 'speechless' zeggen de amerikanen.
Een gevoelsherinnering aan het moment waarop ik voor het eerst het pauselijk paleis te Avignon zag. Avioth, een stipje op de kaart, 100 inwoners. Met een kathedraal die ook in Parijs nog alle aandacht op zich zou vestigen. Wat een pak stenen! Twee torens massief hoog oprijzend. Het beeld versterkt door de steil oplopende weg ernaar toe. Ik kan niet anders dan even het weggetje inslaan. Minstens een foto frontaal van deze aanblik. Dé Notre Dame maakte destijds minder indruk op me. Maar misschien helpt de adrenaline op dit moment ook een handje om mijn gevoel te versterken. Op de helling, met nog voldoende afstand van het gevaarte om het hele panorama in beeld te krijgen, stop ik. Met fiets tussen benen, probeer ik een foto te nemen. Drup. Flits. Béng. Ineens begint het keihard te waaien, en te regenen. Ik stop snel mijn camera weer weg, dat komt nog wel een keer, jammer van het moment, het licht, de donkere lucht. Ik was gewoon te laat met beslissen en afdrukken. Snel fiets ik omhoog, het regent nu met hele grote druppels. De bliksem flitst over het plein als ik mijn fiets op de standaards zet en onder la recevresse ga staan om wat te schuilen voor de regen.
Eerst gaat het nog wel, maar de wind neemt toe en de druppels waaien steeds meer over me heen. Langzaam koel ik af, nietsdoend wachtend tot het droog wordt. Ik verschuif wat naar de enige bemuurde wand van de "offerandeontvanger", maar ook daar ben ik niet veilig voor de tot stortbui aangewakkerde regen. De wind haalt makkelijk een 6-je op Beaufort. Het onweer galmt al minuten in het dal net buiten Avioth. De bui is te zwaar om de helling, die ik wél opkwam, te nemen. Ik snap best dat je daar kwaad om wordt, maar om dat dan op ons af te reageren... Ik eet maar eens een mueslireep, daar heb ik er zat van bij me. De regen neemt nog meer toe, ik zie amper een hand voor ogen. Het water stroomt gutsend van mijn fietstassen af. Er komt een auto aan, parkeert op het pleintje. Twee mensen met de jassen over hun hoofden getrokken, rennen de plassen ontwijkend naar de zijingang van de kerk. In het voorbijgaan kijkt de man me lachend aan. Het is tijd om mijn verzet tegen de natuur op te geven, dit gaat nog wel even door zo. Ik haak de voortas met proviand van de fiets en vlucht de kerk in.
Wordt vervolgd
Omhoog fietsend hoor ik in de verte gerommel, waarschijnlijk weer zo'n te zwaar beladen landbouw vrachtwagen die met veel te hoge snelheid de berg op wil rijden. Kort daarop weer gerommel, ik kijk onder het bladerdek voor mij uit omhoog. Niets dan donkerte, de top is nog niet te zien. De lucht voelt warm en drukkend. Eenmaal boven zie ik een door een zwaar zwart wolkendek overschaduwd dal voor me. Een klein dorpje aan het einde van een lange slingerende afdaling. Ik schat de wind, de afstand en de richting van de wolken in. Brede grijze striemen in de verte geven aan waar het al regent. Nog zo'n 12 kilometer tot Montmedy, daar is de eerstvolgende camping. Ik vrees dat ik het niet droog ga houden. Een flits in de verte, vaag gerommel. Onweer op afstand. Ik tel veel meer dan 10 seconden, ruim 5 kilometer schat ik in. Het donkere wolkendek verplaatst van west naar oost in de richting van mijn route. Ergens gaan we elkaar ontmoeten.
Mijn plan is gemaakt, ik zal schuilen voordat ik Montmedy bereik. En dan maar zien hoelang het duurt. Mijn ogen speuren al in de afdaling naar mogelijke schuilplekken: boerenschuren - het liefst zonder erfhond - bushokjes, kerken, of eventueel een paar bomen. Het regent nog steeds niet. Zo hard ik kan daal ik af. Elke seconde telt nu, kan het verschil uitmaken tussen aangenaam beschut wachten tot het voorbij is en totaal verkleumd rillend een longontsteking oplopen. Op de top heb ik uit voorzorg mijn regenjas al aangetrokken. In de afdaling doorkruis ik Breux en knal langs een uitermate geschikte bushalte om in te schuilen. Nog even nadenken: te laat, ik ben het dorp alweer uit. Wanneer de weg gaat stijgen, bereken ik met behulp van routeboek de afstand naar het volgende dorp. Twee kilometer, min of meer. De flitsen en klappen volgen elkaar nu binnen 6 seconden op. Minder dan 2 kilometer zuidwestelijk voor me loert een enorme cumulonimbus op mij. Toch maar omkeren naar de bushalte? Nah, ik waag het erop, dare devil als ik ben. Op de SBL scoorde ik destijds in het percentiel 90, minder dan 10% van de mensen hebben een grotere spanningsbehoefte dan ik. Maar dat was toen ik twintig was.
Lichtelijk nerveus fiets ik verder. De lucht ziet er zeer onheilspellend en dreigend uit. Ach wat, als ik natregen, fiets ik gewoon door dacht ik daarnet nog. Met het uitzicht dat ik nu heb begin ik steeds meer te verlangen naar een fatsoenlijke schuilplek, een schuur, of een groot gebouw. Een bushalte? Grmmpf, lijkt mij niet dat ik daar echt veel beschutting geniet. Mijn vermoeidheid schijnt niet meer aanwezig, de adrenaline die door mijn angst nu vrijelijk beschikbaar is, zet mijn lichaam aan tot een uiterste krachtsinspanning. Het voelt als aangenaam rondtrappen, er is maar 1 optie want langs de kant van de weg niets dan hagen. Wilde ik nu nog onder een boom schuilen, er zijn er domweg geen. Droog bereik ik Avioth, de weg kronkelt wat en dan is er voor me de afdaling het dorp uit. Net wanneer ik koerszet die richting op, in de naïeve veronderstelling dat ik de laatste 5 kilometer naar Montmedy ook nog wel droog overbrug, knijp ik intuïtief keihard in mijn remmen. Mijn lichaam neemt even het roer over. Links van mij een weggetje omhoog. Met een overtrokken nek scan ik het gebouw dat daar hoog boven mij uittorent. Mijn mond doet van 'WOW'. Ik val haast van mijn fiets van, van... Ja van wat eigenlijk? Ik ben overdonderd, 'speechless' zeggen de amerikanen.
Een gevoelsherinnering aan het moment waarop ik voor het eerst het pauselijk paleis te Avignon zag. Avioth, een stipje op de kaart, 100 inwoners. Met een kathedraal die ook in Parijs nog alle aandacht op zich zou vestigen. Wat een pak stenen! Twee torens massief hoog oprijzend. Het beeld versterkt door de steil oplopende weg ernaar toe. Ik kan niet anders dan even het weggetje inslaan. Minstens een foto frontaal van deze aanblik. Dé Notre Dame maakte destijds minder indruk op me. Maar misschien helpt de adrenaline op dit moment ook een handje om mijn gevoel te versterken. Op de helling, met nog voldoende afstand van het gevaarte om het hele panorama in beeld te krijgen, stop ik. Met fiets tussen benen, probeer ik een foto te nemen. Drup. Flits. Béng. Ineens begint het keihard te waaien, en te regenen. Ik stop snel mijn camera weer weg, dat komt nog wel een keer, jammer van het moment, het licht, de donkere lucht. Ik was gewoon te laat met beslissen en afdrukken. Snel fiets ik omhoog, het regent nu met hele grote druppels. De bliksem flitst over het plein als ik mijn fiets op de standaards zet en onder la recevresse ga staan om wat te schuilen voor de regen.
Eerst gaat het nog wel, maar de wind neemt toe en de druppels waaien steeds meer over me heen. Langzaam koel ik af, nietsdoend wachtend tot het droog wordt. Ik verschuif wat naar de enige bemuurde wand van de "offerandeontvanger", maar ook daar ben ik niet veilig voor de tot stortbui aangewakkerde regen. De wind haalt makkelijk een 6-je op Beaufort. Het onweer galmt al minuten in het dal net buiten Avioth. De bui is te zwaar om de helling, die ik wél opkwam, te nemen. Ik snap best dat je daar kwaad om wordt, maar om dat dan op ons af te reageren... Ik eet maar eens een mueslireep, daar heb ik er zat van bij me. De regen neemt nog meer toe, ik zie amper een hand voor ogen. Het water stroomt gutsend van mijn fietstassen af. Er komt een auto aan, parkeert op het pleintje. Twee mensen met de jassen over hun hoofden getrokken, rennen de plassen ontwijkend naar de zijingang van de kerk. In het voorbijgaan kijkt de man me lachend aan. Het is tijd om mijn verzet tegen de natuur op te geven, dit gaat nog wel even door zo. Ik haak de voortas met proviand van de fiets en vlucht de kerk in.
Wordt vervolgd
woensdag 10 september 2008
Hoever gaan we?
Tot het gaatje als het moet, maar in dit geval is dat wel een heel schunnige opmerking. Bergpas, Amersfoort Noord, ochtendspits. Half Vathorst onderweg in de auto naar Amsterdam e.o. Voor werk. Meerendeel man, ja Amersfoort is een vooruitstrevende gemeente! En dan dit billboard langs de weg. In Amersfoort notabene, de hoofdstad van protestants christelijk Nederland. In Utrecht hing eerder een billboard van Hunkermöller dat voor veel ophef zorgde. De Christen Unie ter plaatse vroeg het college om opheldering. Bikker, fractievoorzitter: "We zijn jaren bezig geweest met de emancipatie van vrouwen. Zij moeten niet worden beschouwd als lustobject." Tja wat moet dat moet en wat niet moet, dat gebeurt toch! De burka is niet voor niets uitgevonden!
En dan rijd je daar, fris geschoren, net je vrouw een kus gegeven, je 1,8 kinderen een bol over de aai gegeven en in je middenklasser gestapt. Alleen. Kop aan kont schuiven de auto's langzaam richting stoplicht. Jij kijkt eens voor je, een vent die zich nog even vlug scheert achter het stuur. Naast je peutert iemand in z'n neus, niet ontbeten zeker. En dan kriebelt er iets rechts in je blikveld. Als een magneet trekt een verschijning op een enorm billboard je volledige aandacht. Je kijkt, kijkt nog een keer. Slikt, en slikt nog maar een keer. Je oogleden verwijden zich, en je overstrekt je nek om het beeld volledig in je op te nemen. Pas dan registreert je brein wat je ziet, waar je lichaam geen moment over twijfelde. Een vrouw in blote kont! Terwijl je wat frot aan je gulp vanwege een ongemakkelijk aanvoelende kruisstreek, bedenk je ineens dat je ook ouderling bent van de plaatselijke hervormde gemeente.
dinsdag 9 september 2008
Regen
Donderdag 3 juli in Montmedy. Gisteravond het gigantische onweer over Noord-Frankrijk, het gesprek van de dag. Iedereen heeft wel een verhaal over wat ie deed op het moment dat de hardste donderklappen over het land galmden. Half doof werd de een, de ander voelde het tot in zijn ingewanden. En dan de stortregens. Alsof de Moesson tot in Frankrijk is doorgedrongen. Straten blank, fietsers die tot aan hun assen door de plassen ploeterden. Het schuilen in schuren, bushokjes of zelfs onder bomen - hoe dom gevaarlijk met al die bliksemflitsen.
En vanochtend verwacht iedereen weer de stralende zon van de afgelopen dagen. Want we zijn toch in Frankrijk, en het is toch al juli! Maar niets van dat al! Door de nacht heen vielen talloze kleine buitjes. En nu vanochtend is het druielerig, met af een toe een flinke plens wanneer de wind even aanwakkert. Na de hitte van de afgelopen dagen is dit wennen. Het is niet koud, maar frisjes. Ik vind het eigenlijk wel lekker, mijn verbrande plekken op armen en benen krijgen zo wat rust van de brandende zon en het ademen gaat me ook beter af, meer zuurstof in deze koudere en nattere lucht. Ik voel me fitter en heb eigenlijk wel zin om wat te doen. Want om nu de hele dag in de tent te gaan liggen afwachten tot het stopt met regenen... Alleen de gedachte eraan zet me al tot daden. Ik wandel maar eens rond om hier en daar te vragen naar de verwachtingen, persoonlijk en officieel, over het weer.
Mijn buren uit Bastogne, Ariel en Sara, zien het niet zitten: "We fietsen niet als het regent, daar heb ik geen zin in." luidt zijn duidelijke antwoord. Ik riposteer nog dat het vanmiddag best beter zal zijn, "kijk daar in de verte, richting zuiden, is de lucht al wat lichter dan hier": de aartsoptimist in mij is vanochtend ook wakker geworden. Ze gaan de oude vesting bezoeken. Ik niet, ik ga fietsen, er komen nog genoeg oude stenen op mijn pad en die bekijk ik liever als het droog is. Regen? Fietsen! Nat word je toch en op de fiets heb je daar het minste last van, je bent toch al nat van het zweten. Enig minpuntje is dat het wat kouder aanvoelt. Vandaag is de luchttemperatuur nog ver boven de twintig, deste meer reden om te fietsen. Het is rustig op de weg en het voelt als een maandag waarop half Frankrijk last heeft van het weekend. Maar misschien is dit gewoon een rustige streek. Ik kom maar weinig mensen tegen, de regen wordt langzaam minder, en het golft hier veel aangenamer dan de afgelopen dagen. Eigenlijk is het een prima dag om te fietsen!
Ondanks het weinige verkeer ben ik niet de enige die op pad is. Het is zelfs erg druk op de weg en voortdurend manoeuvreer ik om botsingen, een ongeval met letselschade, of zelfs een dodelijke aanrijding te voorkomen. Honderden, nee duizenden slakken zijn op weg van de ene kant naar de andere kant van de weg. Ze kruisen allemaal mijn route, of nee: ik kruis het pad van al deze euhh wandelaars? Nee kruipers, of wacht: glijders. Ja dat is het ze glijden voort over hun eigen slijm. Maar echt glijden is het niet, want telkens wanneer ze een stukje voortgegleden zijn, moeten ze de glijbaan weer voor hen fabriceren. Alsof Erben Wennemars met een instant ijsmachine op zijn rug, na elke gegleden meter, de volgende weer moet voorzien van een laagje glij-ijs. Dat schiet niet op, alhoewel het me wel een eerlijke uitdaging lijkt. Of, zou ik dan met een asfalteermachine op mijn fiets moeten rondrijden?
Wat er gebeurt met al die slakken is al te voorspelbaar als gruwelijk. De minderheid haalt de finish. Het is geen wedstrijd in wie er het eerst is, het is een wedstrijd in wie er aankomt. Zoals in essentie elke wedstrijd een persoonlijke strijd is, het gaat om jouw finish, het heelhuids aankomen op de afgesproken plek. En de vraag stellen, 'waarom steken die slakken de weg over', is naief. Ze trekken op het moment dat er voldoende vocht in de grond zit. Dat is geen reden maar een biologische vaststelling. Het beestje is geprogrammeerd om dat te doen, vrij naar Darwin is de aanpassing om te trekken bij vochtige grond voor de slak een succesvolle overlevingsstrategie. En ondanks onze slakverdelgingsstroken, blijft de soort toch bestaan. Er is nog geen noodzaak voor de slak om onze wegen te mijden.
We blijven mensen en gaan toch verder op zoek naar een reden voor dit gedrag van de slak. Zou er niet een diepere grond zitten achter het oversteken van de weg, wat haast lijkt op een kamikaze actie? Zijn de slakken levensmoe en is dit hun euthanasie praktijk? Dan ben ik de euthanasie arts zonder papieren, want een enkeling is onder mijn achterband tot prut gedrukt. Bruine prut, die opdroogt tot die bruine vlekjes op de weg die je in Frankrijk veelvuldig ziet een paar dagen na de laatste regen. En ik altijd maar denken dat dat modder was! Is dit het dan, is dit de simpele verklaring voor het gedrag van deze beesten? Een zelfverkozen einde aan hun leven? Of is de werkelijkheid veel gruwelijker, maar ook natuurlijker? En heeft het te maken met het toeval volgens Darwin? Is de eerste slak die ooit stierf op de weg aanleiding voor massa eettoerisme? Want de slak is natuurlijk ook gewoon een voedzaam hapje, vraag maar eens aan een fransman.
Een gedeelte van deze tekst verscheen als blog op Vroege Vogels.
En vanochtend verwacht iedereen weer de stralende zon van de afgelopen dagen. Want we zijn toch in Frankrijk, en het is toch al juli! Maar niets van dat al! Door de nacht heen vielen talloze kleine buitjes. En nu vanochtend is het druielerig, met af een toe een flinke plens wanneer de wind even aanwakkert. Na de hitte van de afgelopen dagen is dit wennen. Het is niet koud, maar frisjes. Ik vind het eigenlijk wel lekker, mijn verbrande plekken op armen en benen krijgen zo wat rust van de brandende zon en het ademen gaat me ook beter af, meer zuurstof in deze koudere en nattere lucht. Ik voel me fitter en heb eigenlijk wel zin om wat te doen. Want om nu de hele dag in de tent te gaan liggen afwachten tot het stopt met regenen... Alleen de gedachte eraan zet me al tot daden. Ik wandel maar eens rond om hier en daar te vragen naar de verwachtingen, persoonlijk en officieel, over het weer.
Mijn buren uit Bastogne, Ariel en Sara, zien het niet zitten: "We fietsen niet als het regent, daar heb ik geen zin in." luidt zijn duidelijke antwoord. Ik riposteer nog dat het vanmiddag best beter zal zijn, "kijk daar in de verte, richting zuiden, is de lucht al wat lichter dan hier": de aartsoptimist in mij is vanochtend ook wakker geworden. Ze gaan de oude vesting bezoeken. Ik niet, ik ga fietsen, er komen nog genoeg oude stenen op mijn pad en die bekijk ik liever als het droog is. Regen? Fietsen! Nat word je toch en op de fiets heb je daar het minste last van, je bent toch al nat van het zweten. Enig minpuntje is dat het wat kouder aanvoelt. Vandaag is de luchttemperatuur nog ver boven de twintig, deste meer reden om te fietsen. Het is rustig op de weg en het voelt als een maandag waarop half Frankrijk last heeft van het weekend. Maar misschien is dit gewoon een rustige streek. Ik kom maar weinig mensen tegen, de regen wordt langzaam minder, en het golft hier veel aangenamer dan de afgelopen dagen. Eigenlijk is het een prima dag om te fietsen!
Ondanks het weinige verkeer ben ik niet de enige die op pad is. Het is zelfs erg druk op de weg en voortdurend manoeuvreer ik om botsingen, een ongeval met letselschade, of zelfs een dodelijke aanrijding te voorkomen. Honderden, nee duizenden slakken zijn op weg van de ene kant naar de andere kant van de weg. Ze kruisen allemaal mijn route, of nee: ik kruis het pad van al deze euhh wandelaars? Nee kruipers, of wacht: glijders. Ja dat is het ze glijden voort over hun eigen slijm. Maar echt glijden is het niet, want telkens wanneer ze een stukje voortgegleden zijn, moeten ze de glijbaan weer voor hen fabriceren. Alsof Erben Wennemars met een instant ijsmachine op zijn rug, na elke gegleden meter, de volgende weer moet voorzien van een laagje glij-ijs. Dat schiet niet op, alhoewel het me wel een eerlijke uitdaging lijkt. Of, zou ik dan met een asfalteermachine op mijn fiets moeten rondrijden?
Wat er gebeurt met al die slakken is al te voorspelbaar als gruwelijk. De minderheid haalt de finish. Het is geen wedstrijd in wie er het eerst is, het is een wedstrijd in wie er aankomt. Zoals in essentie elke wedstrijd een persoonlijke strijd is, het gaat om jouw finish, het heelhuids aankomen op de afgesproken plek. En de vraag stellen, 'waarom steken die slakken de weg over', is naief. Ze trekken op het moment dat er voldoende vocht in de grond zit. Dat is geen reden maar een biologische vaststelling. Het beestje is geprogrammeerd om dat te doen, vrij naar Darwin is de aanpassing om te trekken bij vochtige grond voor de slak een succesvolle overlevingsstrategie. En ondanks onze slakverdelgingsstroken, blijft de soort toch bestaan. Er is nog geen noodzaak voor de slak om onze wegen te mijden.
We blijven mensen en gaan toch verder op zoek naar een reden voor dit gedrag van de slak. Zou er niet een diepere grond zitten achter het oversteken van de weg, wat haast lijkt op een kamikaze actie? Zijn de slakken levensmoe en is dit hun euthanasie praktijk? Dan ben ik de euthanasie arts zonder papieren, want een enkeling is onder mijn achterband tot prut gedrukt. Bruine prut, die opdroogt tot die bruine vlekjes op de weg die je in Frankrijk veelvuldig ziet een paar dagen na de laatste regen. En ik altijd maar denken dat dat modder was! Is dit het dan, is dit de simpele verklaring voor het gedrag van deze beesten? Een zelfverkozen einde aan hun leven? Of is de werkelijkheid veel gruwelijker, maar ook natuurlijker? En heeft het te maken met het toeval volgens Darwin? Is de eerste slak die ooit stierf op de weg aanleiding voor massa eettoerisme? Want de slak is natuurlijk ook gewoon een voedzaam hapje, vraag maar eens aan een fransman.
Een gedeelte van deze tekst verscheen als blog op Vroege Vogels.
maandag 8 september 2008
In Print!
In 2006 maakte ik een fietstocht van huis naar de Middelandse Zee en terug. Ik volgde de route van "De Groene Weg naar de Middelandse Zee", een uitgave van Pirola in samenwerking met de Fietskaart Informatie Stichting. Mijn ervaringen met het gebruik van deze route stuurde ik naar de maker. Daarop volgde een email-wisseling over mijn opmerkingen met het verzoek om toelichting. Op de achtergrond mengde de vrouw van de routemaker zich in deze communicatie door het terugmelden van mijn opmerkingen op mijn weblog over de reis die ik maakte: Toer de Frans. De foto's daarbij vielen op en ik kreeg het verzoek of ik voor de volgende editie van het routeboekje wat foto's wilde 'afstaan'. De nieuwe druk van De Groene Weg deel 1 kwam in mei uit en ligt, met een aantal foto's van mij erin, nu in de betere reisboekhandel!
zondag 7 september 2008
Au Bord du Lac
En heel stereotypisch snauwen ze voortdurend op de kinderen. In het duits klinkt dat meteen een stuk onaangenamer dan in welke taal dan ook. De stress van het alleen zorgen voor de kinderen staat bij hen op gespannen voet met het willen genieten van de vakantie. Ik voel me gezegend en duik met een bevrijd gevoel mijn tent in: goddelijk slapen aan de oever van de Ain! De enige vrees is dat vannacht de dam breekt...
lees het hele bericht
lees het hele bericht
zaterdag 6 september 2008
Kies Voor Fiets
Ik wil helemaal niet met de trein terug. Niet omdat het een beter gevoel geeft om ook terug te fietsen. Of omdat de terugweg heel anders is dan de heenweg - wat overigens wel gewoon waar is. Of omdat ik een hekel aan de trein zou hebben. Ik ga bij voorkeur niet met de trein omdat ik opzie tegen het gedoe van het slepen met mijn fiets in mijn eentje. En het risico van bagage, of erger de fiets, "verliezen". In mijn hoofd hebben zich inmiddels angstige visioenen gevormd van heel hoge steile trappen waar ik mijn fiets tegen op moet slepen. Met bagage en al een gewicht van over de 50 kilogram. Bijvoorbeeld op het TGV station in Avignon.
lees het hele bericht
lees het hele bericht
vrijdag 5 september 2008
Miet & Griet
Ik wil het dier liever niet te dicht bij me hebben en deins wat naar achteren. Met een grote glimlach die mij voorkomt alsof ze in een ander universum verkeert dan ik doet ze nog een stapje nader tot me. Ik roep snel: "oh wat mooi" en ze loopt weer verder. Wanneer ze de bocht voorbij zijn en uit het zicht vraag ik me nog minutenlang af wat ik nu gezien heb. Mystiek, surrealistisch, on-aards, spiritueel: termen die door mijn hoofd schieten bij het proberen te benoemen van wat ik net zag. Ik aarzel om weer op mijn fiets te stappen, bang als ik ben dat ik ze op mijn weg naar beneden niet meer zal passeren, omdat ze er net niet 'echt' waren.
lees verder
lees verder
vrijdag 29 augustus 2008
woensdag 27 augustus 2008
Ver-pakt
Cher Amis de Poste,
*We zijn verheugd dat we reeds vandaag het door ons verzonden pakket d.d. 30-7-2008 uit Cambo les Bains hier in Amersfoort in ontvangst hebben mogen nemen. Ondanks/Dankzij het voor ons volledig onduidelijke mail verkeer met u is het u blijkbaar toch gelukt onze zending te traceren en uiteindelijk alsnog - na 3 weken oponthoud - binnen een week op ons adres af te leveren. We zijn onder de indruk van uw vermogen om het reeds als vermist gewaande pakket op te sporen en alsnog ter juiste bestemming af te leveren. Hulde voor deze actie!
Cordialement,
Rob Terpstra
*C'est possible que ce texte c'est si indéchiffrable que votre email en francais c'etait pour moi. Bon courage avec le traduction.
*We zijn verheugd dat we reeds vandaag het door ons verzonden pakket d.d. 30-7-2008 uit Cambo les Bains hier in Amersfoort in ontvangst hebben mogen nemen. Ondanks/Dankzij het voor ons volledig onduidelijke mail verkeer met u is het u blijkbaar toch gelukt onze zending te traceren en uiteindelijk alsnog - na 3 weken oponthoud - binnen een week op ons adres af te leveren. We zijn onder de indruk van uw vermogen om het reeds als vermist gewaande pakket op te sporen en alsnog ter juiste bestemming af te leveren. Hulde voor deze actie!
Cordialement,
Rob Terpstra
*C'est possible que ce texte c'est si indéchiffrable que votre email en francais c'etait pour moi. Bon courage avec le traduction.
woensdag 20 augustus 2008
Felenooit
Ik kom thuis, dinsdag. En bel natuurlijk meteen met iemand om mijn verhaal kwijt te kunnen en de toestand in de wereld (en ter plaatse) te vernemen. Dat is het laatste telefoontje dat ik pleeg. De dag erna doet mijn telefoon het niet meer. Ik krijg een in gesprekstoon en iedereen die mij belt ook. Terwijl ik nog niet in gesprek ben! Mailtje naar de provider (pfft, vroeger was dat gewoon je telecom aanbieder, of de KPN of eerder de PTT!), dat m'n telefoon het niet doet, maar dat ik wel kan internetten. Ik moet maar even bellen melden ze. Vermoeiend die gasten van de helpdesk, nooit zelf nadenken, maar gewoon hun protocollotjes afdraaien. MIJN TELEFOON DOET UT NIET!!!
Ik krijg een advies: haal de spanning eraf. Doe na 1 minuut de spanning op het glasvezelmodem. Het wat? Nou dat weet ik te vinden. En dan 4 minuten later de spanning op de DRG. Dat is dan het telefoonmodem. Moderne toestanden, apparaten voor van alles en nog wat, en dan heb je nog geen telefoon gezien! Vroeger: 2 draadjes, altijd spanning, altijd werken: simpel.
Ik volg de procedure, het werkt: voor 1 telefoontje. Daarna is het weer mis. Ik heb nog een keer contact waarbij ik de ander hoor maar andersom niet, en wordt nog eens gebeld waarbij ik niets hoor. Nog maar eens een mailtje, donderdag, en vrijdag weer eentje. Geen reactie tot maandag, ik zit al 5 dagen zonder telefoon. Dan: "we hebben uw oude mobiele nummer aan de monteur doorgegeven, hij belt u voor een afspraak." Dat werkt dus niet. Ik geef mijn nieuwe nummer door. Dinsdagochtend tussen 8 en 12. "Kan dat niet preciezer?" Ik ben een beetje klaar met die dienstverlenende bedrijven die veel geld kosten maar je wel heel erg directief een ochtend of middag thuis willen laten blijven om hun monteurs maximale flexibiliteit te gunnen. Ik ben toch de betalende klant!?
Het wordt uiteindelijk een afspraak om 8.45u en het begon met gezeur over een verkeerd telefoonnummer. Er is nog een boel te verbeteren in dienstverlenend Nederland, een heleboel! Dinsdagochtend, half elf: de bel. De monteur weet van niets, afspraak? Niet bekend. Binnen vijf minuten is het modem vervangen en werkt alles naar behoren. "Bekend probleem, deze modems zijn van het oude type die werken niet met de netwerk aanpassing die we vorige week hebben doorgevoerd." Ik gaap hem even aan: dat wisten jullie dus van tevoren?
Tijd om mijn 20 jaar oude typemachine uit de kast te halen en een ouderwetse klachtenbrief te gaan typen.
Ik krijg een advies: haal de spanning eraf. Doe na 1 minuut de spanning op het glasvezelmodem. Het wat? Nou dat weet ik te vinden. En dan 4 minuten later de spanning op de DRG. Dat is dan het telefoonmodem. Moderne toestanden, apparaten voor van alles en nog wat, en dan heb je nog geen telefoon gezien! Vroeger: 2 draadjes, altijd spanning, altijd werken: simpel.
Ik volg de procedure, het werkt: voor 1 telefoontje. Daarna is het weer mis. Ik heb nog een keer contact waarbij ik de ander hoor maar andersom niet, en wordt nog eens gebeld waarbij ik niets hoor. Nog maar eens een mailtje, donderdag, en vrijdag weer eentje. Geen reactie tot maandag, ik zit al 5 dagen zonder telefoon. Dan: "we hebben uw oude mobiele nummer aan de monteur doorgegeven, hij belt u voor een afspraak." Dat werkt dus niet. Ik geef mijn nieuwe nummer door. Dinsdagochtend tussen 8 en 12. "Kan dat niet preciezer?" Ik ben een beetje klaar met die dienstverlenende bedrijven die veel geld kosten maar je wel heel erg directief een ochtend of middag thuis willen laten blijven om hun monteurs maximale flexibiliteit te gunnen. Ik ben toch de betalende klant!?
Het wordt uiteindelijk een afspraak om 8.45u en het begon met gezeur over een verkeerd telefoonnummer. Er is nog een boel te verbeteren in dienstverlenend Nederland, een heleboel! Dinsdagochtend, half elf: de bel. De monteur weet van niets, afspraak? Niet bekend. Binnen vijf minuten is het modem vervangen en werkt alles naar behoren. "Bekend probleem, deze modems zijn van het oude type die werken niet met de netwerk aanpassing die we vorige week hebben doorgevoerd." Ik gaap hem even aan: dat wisten jullie dus van tevoren?
Tijd om mijn 20 jaar oude typemachine uit de kast te halen en een ouderwetse klachtenbrief te gaan typen.
Pak het!
In Cambo les-Bains stuurde ik een pakketje op naar mijzelf met wat spulletjes die ik vanaf daar niet meer nodig achtte verder mee te slepen. Bij elkaar zo'n 4 a 5 kilo. Op de doos stond 7 kilo (max) dus de juffrouw vertelde me dat het 7 kilo was. Bij het invullen van het briefje (aan mezelf adresseren) kreeg ik zelfs na herhaalde malen vragen, geen uitleg, hulp of toelichting. Een wuivend handgebaartje: "Vul maar ergens in, wat jij wil, het komt wel goed." Naar buiten lopend had ik een vreemd gevoel in mijn buik, had ik het niet moeten verzekeren? Had ik niet de waarde van de spullen op moeten schrijven? Moet ik niet even terug naar binnen om alsnog een lijstje te maken met alles wat er precies inzit? Nee, loslaten nu, ik ben het kwijt en daar ging het om. Euuuh, dan had ik het toch ook weg kunnen geven? Was een stuk goedkoper geweest. Het verzenden kostte me bijna 40 euro.
De boekjes heb ik thuis nodig om mijn verhaal te reconstrueren, samen kosten ze 40 euro, nu dus dubbel zoveel. Logica leert dat ik ze beter thuis opnieuw had kunnen aanschaffen. Nou je, de rest van de spullen reist "gratis mee". Mijn kaarten (ben ik wel aan gehecht nu er ook aantekeningen op staan), een jogging (inwisselbaar), batterijlader (65 euro) + batterijen, kartelmesje (al meer dan 10 jaar standaard keuken onderdeel, erg goed mes, onvervangbaar en emotionele waarde), schilmesje (dat had ik weg kunnen geven), wat sokken (pfft), een pannetje van een ultralight pannensetje van 40 euro (nu dus incompleet), een grote handdoek van microvezel (20 euro), en verder de dingen die ik me niet herinner.
30 juli zond het ik weg in Cambo. Vandaag drie weken later is het pakket nog niet gearriveerd. Ik informeerde bij het postkantoor op Emiclaer. Daar werd meteen heel moeilijk gekeken. "Er komt in NL een andere barcode op, als je die niet hebt dan weten wij echt niet waar het pakket is." Ik kreeg een telefoonnummer mee, maar ook erg weinig hoop. "Ik vrees het ergste", zei de man toen ik wegliep. Inmiddels heb ik 2 keer een bericht achter gelaten op coliposte en kreeg 2 keer een standaard bericht terug waar ik geen touw aan vast kan knopen. Daar heb ik weer op gereageerd en toen kreeg ik een bericht van 'iemand' dat ik niet moest reageren op de berichtjes, maar gewoon een paar dagen moet wachten. Ze gaan op zoek...
Ik verwacht niets, nou ja een klein beetje dat mijn pakketje nog intact is. Dat wil zeggen dat alle spulletjes nog samen in de doos zitten. En dat het nog ergens staat waar iemand er zicht op heeft. Dan is er een kleine kans dat ik het ooit nog ga ontvangen. En verder? De volgende keer neem ik net genoeg spullen mee, en dat wat ik verzamel, daarvoor zoek ik een nederlander op die het voor me meeneemt naar huis. Het daar ophalen geeft meer zekerheid (de persoon moet al onderweg overlijden en dan nog is er een kans dat je het terug krijgt), meer rust, en is waarschijnlijk goedkoper, en ik heb er al erg goede ervaringen mee.
Lang leve de posterijen!
De boekjes heb ik thuis nodig om mijn verhaal te reconstrueren, samen kosten ze 40 euro, nu dus dubbel zoveel. Logica leert dat ik ze beter thuis opnieuw had kunnen aanschaffen. Nou je, de rest van de spullen reist "gratis mee". Mijn kaarten (ben ik wel aan gehecht nu er ook aantekeningen op staan), een jogging (inwisselbaar), batterijlader (65 euro) + batterijen, kartelmesje (al meer dan 10 jaar standaard keuken onderdeel, erg goed mes, onvervangbaar en emotionele waarde), schilmesje (dat had ik weg kunnen geven), wat sokken (pfft), een pannetje van een ultralight pannensetje van 40 euro (nu dus incompleet), een grote handdoek van microvezel (20 euro), en verder de dingen die ik me niet herinner.
30 juli zond het ik weg in Cambo. Vandaag drie weken later is het pakket nog niet gearriveerd. Ik informeerde bij het postkantoor op Emiclaer. Daar werd meteen heel moeilijk gekeken. "Er komt in NL een andere barcode op, als je die niet hebt dan weten wij echt niet waar het pakket is." Ik kreeg een telefoonnummer mee, maar ook erg weinig hoop. "Ik vrees het ergste", zei de man toen ik wegliep. Inmiddels heb ik 2 keer een bericht achter gelaten op coliposte en kreeg 2 keer een standaard bericht terug waar ik geen touw aan vast kan knopen. Daar heb ik weer op gereageerd en toen kreeg ik een bericht van 'iemand' dat ik niet moest reageren op de berichtjes, maar gewoon een paar dagen moet wachten. Ze gaan op zoek...
Ik verwacht niets, nou ja een klein beetje dat mijn pakketje nog intact is. Dat wil zeggen dat alle spulletjes nog samen in de doos zitten. En dat het nog ergens staat waar iemand er zicht op heeft. Dan is er een kleine kans dat ik het ooit nog ga ontvangen. En verder? De volgende keer neem ik net genoeg spullen mee, en dat wat ik verzamel, daarvoor zoek ik een nederlander op die het voor me meeneemt naar huis. Het daar ophalen geeft meer zekerheid (de persoon moet al onderweg overlijden en dan nog is er een kans dat je het terug krijgt), meer rust, en is waarschijnlijk goedkoper, en ik heb er al erg goede ervaringen mee.
Lang leve de posterijen!
maandag 23 juni 2008
Mooi
Ze is mooi, blond, jong. Meisjes benen, ietwat dun, niet gespierd, teer, licht gebruind. Lang sluik haar, blond met vleugjes donker en een volle pony. Open gezichtje, t-shirt bruin met lange mouwen. Rokje, donkerbeige, met twee dwarsgerimpelde banen aan de onderkant, heel decent bedekkend tot ietwat boven de knie. Platte gympen, wit. Idem sokken met rode band. Een meisje.
Haar moeder doet nog even een boodschap, terwijl zij zich verder bekommert over het vullen van de fietstassen met kruidenierswaren. Ze lijkt te vallen wanneer ze tussen de ene en de andere fiets heen en weer stapt. Een arm - de rechter - zwaait ver uit. Ze herstelt haar evenwicht. Mijn blik blijft op haar gericht. Dan volgt weer een wat onnatuurlijk lijkende beweging, alsof ze speelt met Newton en Darwin. Ze tart de zwaartekracht en toont dat je niet rechtop hoeft te staan om mens te blijven. Half gebogen, de rechterarm ver achter zich gestrekt. De hand in overstrekking, ze balanceert op 't randje maar redt't net. En zo verplaatst ze wat gewicht van de ene naar de andere fietstas. Ze neemt haar deel in de last van het boodschappen vervoeren. De flappen van de tassen gaan ervover, de hare in kleurig bloemmotief.
Ze richt zich op, met links gaat het sleuteltje naar het slot van moeders omafiets. Geen klik, misschien zit ik te veraf om het te horen, misschien is het slot wat stoffig. Ze leunt op het zadel, buik op linkerhand, om de fiets naar achter te duwen. Die blokkeert. Weer gaat haar hand naar de sleutel, nog eens proberen, duw naar achter, geen beweging. Zou het slot nog niet open zijn? Of bemerkt ze niet dat de als standaard bedoelde stangen met tussenstuk niet rechtonder het achterwiel staan, maar net schuin erachter? De standaard blokkeert de achterwaartse beweging. Ze buigt over het zadel om de andere kant van het slot te inspecteren. Is het lipje waarmee je het slot sluit wel omhoog geschoten? Nog wat gedraai aan het sleuteltje, nog 'ns duwen naar achteren.
Moet ik nu opstaan, haar gaan helpen? Ben ik de enige hier op dit pleintje die haar worsteling opmerkt? Of moet ik observerend blijven, niet participeren, het lot het lot laten? Ik blijf zitten, met een reden, een smoes, een argument. En de opportuniteit daarvan is te betwijfelen. Ik worstel, worstel met mijn verantwoordelijkheidsgevoel. Dat ook opgevat kan worden als bemoeienis, inmening, aanmatiging. Dus blijf ik zitten om de ander z'n - in dit geval haar - ruimte te laten. Ik besluit geen deel uit te maken van haar leven, nu niet.
Een laatste laffe duw, ze richt zich op. Met haar 'goede' linkerhand aan het stuur en haar rechter in een spastische stuip, ver achter zich uitgestrekt, wacht ze in berusting op haar moeder. Haar gezicht is kalm en open en straalt. Ze kijkt om in de richting waar haar moeder zojuist verdween. Zij staat daar vol vertrouwen, ook al lijkt het mij een eeuwigheid te duren.
Haar moeder doet nog even een boodschap, terwijl zij zich verder bekommert over het vullen van de fietstassen met kruidenierswaren. Ze lijkt te vallen wanneer ze tussen de ene en de andere fiets heen en weer stapt. Een arm - de rechter - zwaait ver uit. Ze herstelt haar evenwicht. Mijn blik blijft op haar gericht. Dan volgt weer een wat onnatuurlijk lijkende beweging, alsof ze speelt met Newton en Darwin. Ze tart de zwaartekracht en toont dat je niet rechtop hoeft te staan om mens te blijven. Half gebogen, de rechterarm ver achter zich gestrekt. De hand in overstrekking, ze balanceert op 't randje maar redt't net. En zo verplaatst ze wat gewicht van de ene naar de andere fietstas. Ze neemt haar deel in de last van het boodschappen vervoeren. De flappen van de tassen gaan ervover, de hare in kleurig bloemmotief.
Ze richt zich op, met links gaat het sleuteltje naar het slot van moeders omafiets. Geen klik, misschien zit ik te veraf om het te horen, misschien is het slot wat stoffig. Ze leunt op het zadel, buik op linkerhand, om de fiets naar achter te duwen. Die blokkeert. Weer gaat haar hand naar de sleutel, nog eens proberen, duw naar achter, geen beweging. Zou het slot nog niet open zijn? Of bemerkt ze niet dat de als standaard bedoelde stangen met tussenstuk niet rechtonder het achterwiel staan, maar net schuin erachter? De standaard blokkeert de achterwaartse beweging. Ze buigt over het zadel om de andere kant van het slot te inspecteren. Is het lipje waarmee je het slot sluit wel omhoog geschoten? Nog wat gedraai aan het sleuteltje, nog 'ns duwen naar achteren.
Moet ik nu opstaan, haar gaan helpen? Ben ik de enige hier op dit pleintje die haar worsteling opmerkt? Of moet ik observerend blijven, niet participeren, het lot het lot laten? Ik blijf zitten, met een reden, een smoes, een argument. En de opportuniteit daarvan is te betwijfelen. Ik worstel, worstel met mijn verantwoordelijkheidsgevoel. Dat ook opgevat kan worden als bemoeienis, inmening, aanmatiging. Dus blijf ik zitten om de ander z'n - in dit geval haar - ruimte te laten. Ik besluit geen deel uit te maken van haar leven, nu niet.
Een laatste laffe duw, ze richt zich op. Met haar 'goede' linkerhand aan het stuur en haar rechter in een spastische stuip, ver achter zich uitgestrekt, wacht ze in berusting op haar moeder. Haar gezicht is kalm en open en straalt. Ze kijkt om in de richting waar haar moeder zojuist verdween. Zij staat daar vol vertrouwen, ook al lijkt het mij een eeuwigheid te duren.
Abonneren op:
Posts (Atom)