zaterdag 15 mei 2010

Tout pour ma chérie


Sur la rive gauche j’ai rencontré
Toi, ma raison d’exister
Le fleuve de ma vie c’est toi
Tu es faite pour moi

Pour toujours je te donnerai
Mon amour à jamais
Mon coeur brûlant sera à toi
A l’infinité

Tout pour ma chérie
Tout pour ma chérie

Toutes ces choses que tu sais
Affirment tant les idées
De nos rêves réalisés

Tout pour ma chérie

Robert Jan

Afwas

Mijn zoon kocht vorige week een afwasmachine. Nu kom ik uit een streek waar handkracht van oudsher zeer gewaardeerd is. Voor mij is zo'n aanschaf dan in eerste instantie volkomen onbegrijpelijk. Bij ons thuis wordt nog steeds volgens oude tradities met de afwas omgegaan. Ik was en mijn vrouw droogt de vaat. Goed, de jeugd van tegenwoordig doet het liefst zo weinig mogelijk en dus schaft ze een vaatwasmachine aan. Ik was gisteren uitgenodigd om bij hem en zijn vrouw te eten. Mijn verbazing was na het eten groot. Tijdens het eten had ik alle voordelen van de moderne techniek op het gebied van de hogere huishoudkunde aangehoord: "Zo handig pap, je hoeft niet meer tegen die berg vaat aan kijken" en "Het water wordt hergebruikt, zo goed voor het milieu." O, zit ik dan te eten van borden waar ook nog resten van de maaltijden van de hele vorige week aanzitten? Ik word al ziek bij de gedachte. Hij vervolgde met: "Je zit aan de koffie terwijl de afwas voor je wordt gedaan, 't kost gewoon geen tijd meer!" Al deze argumenten verbleekten bij het aanzien van het schouwspel dat voor mijn ogen werd opgevoerd!

De opgesomde voordelen van de vaatwasser bleken totaal te verdwijnen door het gedrag dat mijn schoondochter en zoon ten toon spreidden bij het inruimen van die verdrijver van het schone handwerk. Alle borden werden, in plaats van opgestapeld, individueel naar de keuken getransporteerd om daar vervolgens meteen en apart in de machine te worden geplaatst. Maar eens even gevraagd waar het nut van die actie in zat. "Ja pap, dan zit het vuil maar aan één kant van het bord, dat kost de machine minder werk." Viel me weer mee, een week eerder was ik ook getuige van het inruim-ritueel, toen werden alle borden nog voorgespoeld. Met heet water! "Ja, anders wordt de vaatwasser vuil en hij is nog zo nieuw." was de reactie op mijn commentaar:"Belachelijk".
Het lijkt er op dat de vaatwasser de plaats krijgt van het nog te verwekken kind. Er wordt mee omgesprongen alsof het iets heel bijzonders is. Met veel zorg en toewijding wordt iedere keer nagedacht of het de vaatwasser wel goed gaat en of ie het niet te zwaar heeft. Desnoods wordt de moeilijke taak van het schoon wassen van de vaat voor hem verlicht.

Ik ben niet zo iemand die meteen gaat timen om z'n gelijk te bewijzen met harde gegevens. Het was voor mij zo wel duidelijk dat ik al met al op de traditionele manier sneller en mileuvriendelijker die paar bordjes en dat beetje bestek had schoongekregen en ondertussen was dan ook de koffie klaar geweest. Maar daar moet je dan na het inruimen nog op gaan zitten wachten. Want efficientie heeft bij het inruimen blijkbaar geen prioriteit. "Nee pa, eerst inruimen dan is die rotzooi weg. Daarna zet ik wel even koffie." En dan bespaar ik u hier de discussies over het juist inruimen van de vaatwasser maar. Ik denk dat u dat zelf wel kunt invullen. Juist daarop scoort ook de handafwas weer hoog: het sociale aspect. Werden eerder de huiselijke problemen opgelost tijdens de vaat, waarbij een handgemeen direkt uitmondde in een vrolijk gevecht met schuim en borstel, nu blijven die onderhuidse irritaties bewaard tot de nachtelijke uurtjes in de slaapkamer.

Uiteindelijk kostte de hele actie van vier bordjes, vier sets bestek en vier glazen inruimen, met de nodige ruzie en heen en weer gekissebis totaal 15 minuten. Mijn vrouw en ik draaien voor die hoeveelheid vaat onze hand niet om. Vandaag maar even getest: 3 minuut blank! Inclusief terugzetten in de kast. Komt het erop neer dat onze kroost weer eens heel goed kan lullen maar wat meer moeite heeft met nuchter nadenken. Zucht, ik ga maar eens een kijkje in de keuken nemen. Misschien dat er nog een restje afwas staat.


Re-blog van "Belachelijk" onder pseudoniem "Jan Lulder". Uit D'Emiclaer Maggezien d.d. 14-7-2000

zaterdag 8 mei 2010

Tuin

Mijn vrouw en ik zijn de laatste tijd een beetje in onmin geraakt. In een goed huwelijk komt dit voor. Nu hebben wij niet echt een goed huwelijk, ik vraag mij dus af of we voor de toekomst op betere tijden mogen hopen. Om de stress van het dagelijkse te ontvluchten boekten wij een reisje naar het zonnige zuiden, om preciezer te zijn Zuid-Frankrijk. Wij streken neer in een klein dorpje aan de kust niet ver verwijderd van Nice. We hebben ons daar een aantal dagen tegoed gedaan aan spijs en drank. Onze stemming verbeterde met de dag, waar de voortdurend schijnende koperen ploert sterk aan bijdroeg.

Van alleen eten en drinken word je loom en vadsig. Zoals u wellicht weet ben ik nog steeds een sportman in hart en nieren. Mijn lichaam is mijn tempel en ik ben er trots op dat dat op mijn leeftijd een tempel is die gezien mag worden. In de benen was dan ook het motto. Flaneren over de boulevards, kijken en bekeken worden. U kent het, wij kennen het en het wordt al snel saai. Wil je iets anders dan heb je aan de goudkust van Frankrijk een probleem. Hier gaat het nu juist om de vorm, het uiterlijk vertoon. Je mag zo dom zijn als je wilt, voor de duvel niet uit de weg gaan, als je iets te tonen hebt dan begeef je je naar de Cote d' Azur. Boten -de een nog groter dan de ander- borsten -silicoon of echt, ook hier telt het formaat- en bolides -glimmend staal en plastic in een lange file van Monaco tot St. Tropez en weer terug, al gauw een dag reizen, te voet gaat sneller- zijn hier de zaken die er toe doen. Heb je van dat alles niets dan ben je een nul en tel je niet mee.

Op dat flaneren en wandelen was ik dus heel gauw uitgekeken en het voortdurende gelonk van mijn vrouw naar allerhande met goud behangen, stevig behaarde kerels op leeftijd begon mij ook danig te irriteren. Daar kwam nog bij dat mijn vrouw elk boetiekje van binnen wilde bekijken en vond dat zij "we zijn toch op vakantie Jan!" ook elke dag wel iets nieuws nodig had. Het vakantiebudget slonk zienderogen en de opmerking "dan verkoop je toch gewoon de boot" had mijn vrouw beter niet kunnen maken. We waren op vakantie! Om de zinnen te verzetten, begaven wij ons naar Grasse. Het wereldcentrum van de parfum. We brachten bezoekjes aan de industrie en mijn vrouw wilde zich bij elke gelegenheid graag laten overhalen om van ieder luchtje dat ook maar enigszins bij mij in de smaak viel -gelukkig ben ik wat betreft geurtjes erg kieskeurig- meteen een literfles aan te schaffen. Het bleef beperkt tot de aanschaf van een bescheiden hoeveelheid van het een of ander, ik ben de naam ervan alweer vergeten. Voor mijzelf natuurlijk nog wel even wat lekkers voor onder de douche gekocht.

Het leek erop dat de harmonie door deze geurenoverdaad weer enigszins was hersteld. Ik schrijf 'leek'. Wij zochten een restaurantje uit om onze geur- en smaakpapillen te laten bijkomen van de veelheid aan geuren die onze neus had bereikt. Na een stevige maaltijd is een goede wandeling een prima manier om het spijsverteringkanaal op te starten. Nu zijn er in de buurt van Grasse talloze zeer schone tuinen en wij wilden er twee bezoeken. De eerste bevatte een verzameling bloemen die zijn weerga niet kent. Zeer onder de indruk van de kleurenpracht scheen de volgende tuin maar een trieste bedoening. Was het onderhoud bij de eerder bezochte tuin in optima forma, hier leek het wel alsof het beleid was om alles wat groeit en bloeit geen strobreed in de weg te leggen. We hadden het idee in een onkruidentuin terecht te zijn gekomen. Al stonden er bijzondere bomen, door de overwoekeringen van plant en struik werd ons het zicht daarop grotendeels ontnomen. De grond was droog, het gras dor en geel. Een schril contrast met de vorige tuin alwaar het water rijkelijk vloeide om alle groen, groen te houden.

"Doet me denken aan onze tuin", merkte mijn vrouw op. Hoewel ik eerst nog weigerde, brak haar volgende uitspraak "Als je daar eens wat meer aan deed zou het ook zo mooi kunnen zijn als die waar we net waren!" al mijn weerstand. "Waarom o Heer, heeft u de vrouw geschapen met een zo scherpe tong" richtte ik mij tot de Almachtige, pogend het naderend onheil af te wenden. Ik wist wat zou volgen. Ieder weekend van het afgelopen jaar is de tuin onderwerp geweest van heftige discussies die vaak uitmondden in een ruzie-achtige sfeer waarbij verwijten over en weer mijn vrouw -in algehele staat van ontreddering- deden besluiten om een paar dagen naar haar moeder te vertrekken. Telkens komt het erop neer dat ik voor Hendrik Jan de Tuinman moet spelen. Terwijl ik nooit had gekozen voor een huis met een tuin van 250 m2. Het was mijn vrouw die die voorkeur had uitgesproken, en met een grasveld van die afmetingen kan ik leven, niet als die hele tuin vol moet staan met de meest exotische planten en bloemen die ieder hun eigen specifieke aandacht behoeven. Gras! Eens in de week de motormaaier erover, wat gif tegen het onkruid en klaar: voetballen!

Elk jaar in het voorjaar, wanneer het tuinonderhoud weer opgepakt dient te worden, beginnen de discussies weer. Ik vind het fijn om buiten te werken, begrijp mij niet verkeerd lezer. Waar ik mij aan irriteer, en ik zie het overal om me heen, is dat het vaak de vrouw is die een mooie tuin wil, maar op het moment dat er iets aan gedaan moet worden ziek, zwak en misselijk is of net even naar de winkel moet voor een nieuw jurkje of een niemendalletje. Het werk in de tuin komt altijd weer neer op de man. Het idee van een tuinman inhuren, werd door mijn vrouw resoluut van tafel geveegd. Nee, dan kan vrouwlief niet trots zijn op haar mannetje. Belachelijk!!!

De discussie daar in Grasse laaide hoog op. Lelijke woorden vlogen door de lucht, we mochten blij zijn dat we in het buitenland waren, al vermoedde ik in de omstanders wat nederlandse toeristen, te herkennen aan hun typische outfit van kleurig hemd, te grote korte broek en gympen met een 'mickey mouse' uitstraling. Alle frustratie van de afgelopen jaren kwam bij mij nogmaals boven, nu had mijn vrouw niet de mogelijkheid om weg te lopen naar haar moeder, en de auto sleutels waren in mijn bezit. Het was erop of eronder: het eens worden of een scheiding van tuin en bed. Uiteindelijk heeft mijn vrouw toegegeven dat ze het er een beetje bij had laten zitten en het onderhoud van de tuin op mijn schouders terecht was gekomen. We zijn nu we terug zijn meteen begonnen met het tuinonderhoud. Ze helpt mee waar ze kan, al schiet dat niet erg op. Maar goed, ik moet me er dan maar mee troosten dat ik in de afgelopen jaren iets meer ervaring heb opgedaan. Dan gaan we zo nog even naar het tuincentrum om wat graszaad te kopen. Krijg ik toch mijn voetbalveldje!


Re-blog van "Belachelijk" onder pseudoniem "Jan Lulder". Uit D'Emiclaer Maggezien d.d. 1-8-2000

maandag 3 mei 2010

Pad

Mijmerend daal ik over het eeuwenoude steile stenige pad naar beneden. McBain, de stille en wijze herder, loopt in mijn gedachten voor me. Ik zie de hond weer om zijn benen dansen. Ik ben op weg naar het dorp, alleen. Het lijkt alsof mijn verhaal hier teneinde loopt, dat ik klaar ben. Nog een laatste keer de wandeling naar het dorp, nog een laatste keer de gedachten aan McBain, zijn hond in mijn hoofd. Een laatste keer de koffie van Suzie, een laatste keer lachen met de kerels van het dorp. Een laatste zwoele blik van Amy, de eeuwige vrijgezelle vrouw. Het gerucht gaat dat ze met alle mannen van het dorp haar bed heeft gedeeld. Behalve met McBain. Die moest niets van haar hebben. Niet dat hij haar negeerde, oh nee dat niet. Hij was beleefd, schonk haar aandacht. Maar voor haar verholen avances leek hij immuun. McBain, "God hebbe zijn ziel". De clichee uitspraak die hij vaak bezigde, ook voor levenden, is op hem van toepassing. Alweer 7 jaar geleden. Hij heeft de geboorte van de tweeling nog meegemaakt. Daarna ging het snel bergafwaarts met hem. Hoe triest, want dat was zowel letterlijk als figuurlijk. Hij kon niet langer 'up-hill' wonen, moest vanwege zijn ziekte noodgedwongen in het dorp blijven, een straf. Verzorgd worden, het was hem een gruwel. Hij ging snel achteruit. Dagenlang verbleef ik in het dorp dichtbij hem. Om te praten, zijn levenswijsheid in mij op te nemen. De oude McBain, ik mis hem nu misschien nog wel meer dan...

Zitten, ik moet zitten, diep verdriet overmant mij, dit ken ik niet. Het pad dat ik loop is mij zo vertrouwd, en toch. Het is weer een eerste keer dat ik dit pad loop, want alles is anders. De wereld, mijn werkelijkheid is sinds vanochtend anders. En meteen komt McBain in mij op, jarenlang mijn steun, rots op de heuvel. Geen vraag die ik had of hij stuurde me op pad, om te ontdekken. En nu weet ik het niet meer. Ik loop op het pad, maar dit pad past niet meer. Ik ben de weg kwijt, nee deze weg is mij kwijt, we horen niet meer bij elkaar. Sinds vandaag. Veertig jaar heeft het pad voldaan, veertig jaar heb ik het elke dag gelopen, soms heen of terug, maar op de meeste dagen... Ik sta weer op, ik moet lopen. Ik wil weer voelen hoe het pad gisteren voelde, vorige week, jaren geleden. Hoe het voelde toen ik hier met McBain liep. Ik verlang weer naar dat gevoel. En, en... Ik wil niet meer verder, mijn lichaam weigert. Het dorp, ik moet het dorp nog halen. Ze moeten weten, weten is genoeg. Hulp komt te laat, alle hulp is te laat. Hulp is altijd te laat geweest. Niets, helemaal niets heeft geholpen, al die jaren niet. Veertig jaar lang, elke dag weer had hulp niet geholpen. Was hulp onwelkom. En nu vandaag kan de hulp niet meer welkom zijn. Het is te laat, het is voorbij...

Vanochtend vond ik haar, nadat ik de eieren had geraapt en even met de geiten had gelopen. Ze had een slechte plek gekozen, een stomme manier, ik wist meteen dat zij het was. Mijn lichaam herkende haar, mijn hoofd wilde niet aan het beeld dat mijn ogen voor mij projecteerden. Maar ik wist het instinctief, in een flits. En ik hield stil, verstijfde. Wilde het uitschreeuwen. Dat onderdrukkend, ontkende ik wat er was, ik moest het zien, kon het niet geloven. Ik rende de paar grote rotsblokken over, zo snel mijn oude lichaam mij voort kon spoeden. Ik haaste mij, in de wanhoop dat er nog leven was, dat ze nog zou ademen, dat we nog konden spreken. Dat ze me nog een laatste keer, iets kon brengen. Ik schiet vol, ze heeft me zoveel gebracht. Maar ik moet verder nu, naar het dorp. Alleen krijg ik haar lichaam niet van die plek, het is te zwaar voor me. En ze moet begraven worden, een mooie plek krijgen. Dat verdient ze, dat vedienen wij. Dat ze in eer en trots begraven wordt. Ze sprak altijd over thuis, waar is mijn thuis zei ze. Zo begon ze, urenlang een verbale zoektocht. Tot vemoeiens toe, voor haarzelf. Tot ze in stille overpeinzing, het hoofd afgewend, zat te staren. Op het laatst steeds langer zat te staren. Ik bereikte haar niet meer, het contact, we verloren het contact. Onze harten bleven verbonden, dat sprak in die mooie stille momenten. Een blik, een korte streling van haar licht gekromde vingers over de rug van mijn hand, mijn onderarm. Mijn eeuwige korte kus op haar lippen. En ze haatte het zoveel als ze ernaar smachtte. Al die veertig jaar, de passie is er altijd geweest.

Missen, ik kan haar niet gaan missen. Intens verdriet verscheurt mijn hart, ik krimp samen, ik schreeuw het uit. Mijn God, waarom laat u mij hier alleen! Alles, alles heb ik gedragen. We hebben elkaar gedragen, gesteund, we zijn bij elkaar gekomen, hebben dit opgebouwd, samen. We hebben het leven gevormd, ons leven, dat van de kinderen, dat van het dorp. De gemeenschap is gegroeid, het leven is voller en rijker geworden. We hebben bijgedragen, en hoe! En nu is ze er niet meer, ze kan haar energie niet meer laten stromen. Ik voel me leeg nu, diep van binnen is er een gapend gat. Ik wil het zo snel mogelijk vullen, maar er is niets, helemaal niets dat past in deze leegte. Niets dat mij het gevoel geeft dat ik vervuld ben. Er is niets, niemand. Er is niet.

Bordje

zaterdag 24 april 2010

Piep, kraak

In Ierland is een wet aangenomen die blasfemie strafbaar stelt. Als je daar Potverdomme met een G zegt, kun je een boete opgelegd krijgen van 30.000 euro. Een wet om iets te verbieden, om de vrijheid van velen te beperken, om zogenaamd een bevolkingsgroep te beschermen tegen een krenking. Maar die krenking zit nu juist in dit wetsartikel vervat, het is expliciet gemaakt door vloeken strafbaar te stellen. Wat is er aan de hand, dat dit nu nodig lijkt?
In Denemarken is een Somaliër het huis van een beroemd cartoonist binnengedrongen met een bijl en een mes. De cartoonist maakte een spotprent over de profeet Mohammed. Die prent viel niet in goede aarde bij moslims elders in de wereld. De Somaliër blijkt banden te hebben met een radicale moslimgroepering. Waarom is het nodig dat deze man het recht in eigen hand wil nemen?
In Nederland voert men een proces tegen Geert Wilders, een politicus die de Koran - het heilige boek van de Moslims - wil verbieden. Hij maakte de vergelijking met het nazistisch geschrift van Adolf Hitler. Is het nodig dat deze politucus de mond gesnoerd wordt?

Er is een beweging gaande in maatschappijen over de hele wereld die neigt naar het maken van meer regels en wetten. We willen beschermd worden, en zoeken die bescherming in het afdwingen van gedrag van een ander middels het strafbaar stellen van gedrag dat ons - een deel van die maatschappij - niet bevalt, of zelfs 'pijn' doet. Het lijkt alsof we geen ander middel zien om onze zin te krijgen - of dat terecht is of niet is hier niet het issue - dan via het rechtsysteem ons gelijk afdwingen. En een groot deel van de mensheid lijkt hierin te berusten. Lijkt. Want de morele meerderheid slaapt. De morele meerderheid doet de mond niet open. De morele meerderheid is bang voor sancties. Juist deze angst, het bang zijn voor het gedrag van de ander - vloeken, een aanslag, belediging - ontstaat, of is een reactie op de angst die leidt tot dit gedrag van afdwingen. We zijn in elkaars greep en kopiëren elkaars gedrag. Biologisch en psychologisch gezien een juiste aanpak. Als je toenadering zoekt, kun je het best het gedrag of de emotie van de ander imiteren, dat schept een band. Alleen is het hier een strategie van de dommen, ik zou zelfs willen zeggen: de gekken. We zijn - om met Wilders te spreken - knettergek. We hebben ons verstand verloren en ons overgegeven aan de oer-emotie: Angst.

Hoe kan dit? Waarom laten we ons hierin zo gaan, waarom is er nu geen rem van redelijkheid? Het lijkt erop dat er maatschappelijk draagvlak is om de meest ridicule eisen van minderheden in te willigen, om zo de wederzijdse angst te bezweren. En daarvoor gebruiken we ons systeem van wetten en regels, dat daarvoor al lang niet meer voldoet. Zie de moorden op Theo van Gogh en Pim Fortuyn.

We denken nog steeds dat we uitwassen in de hand kunnen houden met nieuwe wetten en regels. Ons denken is hierbij de beperkende factor, want de emotie angst laat zich niet wegdenken. En ook niet vervatten in een regeltje, niet meer. Eeuwenlang heeft de kerk het alleenrecht gehad op de controle van angst. Een gehoorzame burgerij was het resultaat, de macht was bij de staat en kerk in goede handen, iedereen was veilig vanwege het geloof in het bestaan van God en Allah of dankzij elk ander concept van almacht. Daaraan komt in de komende decennia definitief een einde. Regels, wetten, de starheid van de kaders van religie, voldoen niet langer om onze angst te bezweren. Mensen als Fortuyn, van Gogh en ook Wilders tonen aan dat ons systeem niet langer voldoet.

We zitten vast in een paradox van het elkaar bevechten op regels, er is voortdurend strijd over wat wel en niet mag, volgens de regels. Maar het systeem piept en het kraakt. Niet lang meer voordat het uiteenvalt, en dan staan we met lege handen, zo lijkt het. We hebben eeuwen vertrouwd op een systeem dat baseerde op de rede, ons denken, de redelijkheid. En we houden er liefst aan vast, omdat het bekend is, we zijn expert in het stellen van regels. Zoals de Romeinen perse hun brute oorlogszuchtige gedrag wilden voortzetten om de macht te behouden, naast dat zij achteroverleunden in de weelde die ze verwierven. Dé Romeinen bestaan niet meer.