Met mijn duim beroer ik je wang, het ronde deel, het zachte stuk. Één keer beweeg ik in een zachte streling, je vel verschuift, haast. Mijn vingertoppen steunen in je hals, ik voel je bloed kloppen in de zachte welving die de ader die naar boven kronkelt daar heeft gevormd. Nog een keer strijkt mijn duim over je wang, mijn vingertoppen ervaren een ritmewisseling, heel licht heel zacht, je bloed stroomt sneller. De warmte die uit je hart omhoog wervelt door je hals, ik voel haar, via mijn vingertoppen, mijn vingers, mijn pols en zo door mijn aderen, in een gestage stroom naar mijn hart. Je verwarmt me en ik ontrek wat warmte aan jou. Ik streel, een derde aanraking van duim op wang. De beweging eindigt, net onder je oog. Mijn duim rust, vlak voor je oor, ik voel de stevigheid van je jukbeen, dat de ronding van je wang opvangt in kracht.
Mijn ogen luiken iets naar boven. Van mijn duim via je jukbeen, wang en zo naar de voorkant van je gezicht, naast je neus en langzaam omhoog. Met je blik vang je mijn ogen wanneer ze de beweging naar boven willen doorzetten. We kijken elkaar aan, doordringend, indringend. Je pupillen wijd, je ogen donker, je blik is open, bijna vragend. Ik neem iets waar in een hoekje van mijn gezichtsveld. Je opent je mond, even maar een kleine donkerte in de uithoeken van mijn gezichtsveld, je tong likt je lip, een fractie van wat vocht blijft achter in een glinstering van licht. We kijken elkaar aan, we verdrinken langzaam in elkaars ogen, een minuut, misschien iets langer.
Ik buig mij naar je toe in een trage beweging, mijn hand verschuift van je hals naar je nek, in een ronde streling neem ik je mee in mijn beweging. Je wacht, beweegt niet. Mijn duim beroert even je oorlel, onbedoeld. Onze ogen zijn haast verweven, met onzichtbare draden houden we elkaars blik gevangen. Nogmaals streel ik je oor. In de uiterste hoek van je linkeroog ontwaar ik een lichte reactie, een spiertje dat samentrekt. Je lacht, haast onmerkbaar, meteen veert mijn hart op, het klopt sneller, mijn grip in je nek verstevigt. In je ooghoek ontwaar ik een zweem van een traan, wat vocht dat opwelt boven het onderste ooglid. Mijn beweging naar je toe vertraagt, jij slaat je ogen neer, een kort moment. Haast raken onze voorhoofden elkaar, je kijkt weer op, we zijn bij elkaar, bijna. Je mond, weer wijken je lippen even, een lichte zucht ontsnapt, mijn andere hand raakt jouw vingers, je palm, en neemt je pols. Mijn grip steviger, jij reageert, je hand brengt de onzen omhoog tot aan mijn schouder. We staan hart aan hart, je raakt me aan, je hand is warm en zacht. Langzaam sluit je je ogen en ik volg, je adem verwarmt nu mijn hals en je buigt in een lichte beweging je nek. Je schept ruimte en bent in een moment heel dicht bij me. Jouw lippen raken de mijne en in een warme gloed vinden we elkaar.
zaterdag 22 december 2007
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten