De auto neigt tot slippen op de met natte bladeren bedekte klinkerweg. Voorzichtig minder ik vaart en lees wat er op de borden links en rechts staat. De naam van de afdeling waar ik moet zijn ben ik alweer vergeten. EMG is de afkorting van het onderzoek, dat heb ik onthouden. Ik lees het lijstje en kijk waar de pijltjes heen wijzen. Hier aan de achterkant van het ziekenhuis was ik nog niet eerder. Gelukkig ben ik wat eerder vertrokken dan ik anders doe, wanneer ik mijn gebruikelijke neiging om exact op tijd te arriveren volg. Ik heb nog even de tijd om te zoeken. Het boekje met de uitleg en het adres liet ik thuis, daar heb ik nu geen hulp van. In mijn hoofd repeteer ik de zinnen die dokter Raaijmakers met haar heldere stem en duidelijke articulatie de vorige keer meegaf: "Zij-ingang, helemaal doorrijden naar achter over het weggetje." Alle zijweggetjes lijken mij nu ook goed, en waar 'helemaal naar achteren' is, daar ben ik nog niet uit. Op de gok rijd ik naar links, met de bocht mee naar rechts en lees dan op het volgende bordje de afkorting KNF. 'Ping', doet het in mijn hoofd: herkenning. Er volgt nog een los bordje met KNF rechtsaf. Ik parkeer wat verderop - voor de deur is helaas geen plaats - en loop terug naar het gebouw waarvan ik denk dat het KNF is. Bij de deur geen bordje, binnen geen receptie. Ik klop op de eerste deur links, die halfopen staat. Een vrouw achter een PC draait zich om en kijkt mij bevreemd aan. "Ik zoek KNF, denk ik", zeg ik. "Kom je voor een vaatonderzoek?", "Nee voor een EMG." Ze kijkt me niet begrijpend aan. Het duurt even voordat ze zich herstelt en antwoord geeft op mijn eerste vraag: "Dit is psychiatrie." Ze heeft duidelijk nog wat langer nodig om de informatie over KNF op te diepen uit haar geheugen. "KNF is het volgende gebouw, hier buiten en dan rechts de hoek om."
Bij KNF wel een bordje buiten waaruit blijkt dat ik daar ben aangekomen. Ik ben licht geïrriteerd over het ontbreken van een bordje bij Psychiatrie, waarom daar geen labeltje aan de deur? Binnen bij KNF staan in de hal vier stoelen naast elkaar tegen de muur, een geïmproviseerde wachtruimte. In de gang links hangt een bordje: "Hier melden". Het hangt precies voor de receptie. Er is niemand achter het raampje dat openstaat. Het is hier stil, in de vijf minuten dat ik binnen ben, heb ik nog geen levend wezen ontdekt. Ik loop de gang in tot onder het bordje. Voor me op de balie een bakje met een briefje: "Als er niemand bij de receptie is, leg dan uw ponskaartje in het witte bakje en neem plaats in de wachtruimte." Het woord ponskaartje brengt een schrikreactie bij mij te weeg. Mijn maag krimpt samen. In mijn hoofd draai ik het filmpje van de vorige keer af. Het ponskaartje zat toen niet in mijn portemonnee, voor mijn vakantie had ik het eruit gehaald. Voor één keer mocht het wel zonder, de assistente schreef mijn gegevens wel even met de hand op. Het ging maar om één dossiermapje. Of ik hier op deze afdeling die er strak georganiseerd uitziet daar ook mee weg kom? Angstig over de teleurstelling wanneer ik het pasje er niet vind, diep ik mijn beurs op uit mijn broekzak. Met tegenzin blader ik door de dikke stapel pasjes, NS kaart, bankpas, ANWB pas, biebpas, zwemabbo, Franse telefoonkaart, verzekeringsbewijs... Als laatste voel ik een pasje met reliëfletters, nog voordat ik het zie. Zucht, ik hoef niet meer te denken over hoe ik nu nog een pasje ga versieren. Helemaal naar de hoofdingang, daar wachten op mijn beurt, een ponskaartje laten maken, weer terug en dan een kwartier te laat zijn. Opgelucht laat ik het pasje in het bakje vallen. Nog steeds ben ik er niet zeker van dat ik hier goed zit.
Om even tot rust te komen van de opgekomen ziekenhuis stress loop ik naar de wachtruimte. Als ik hier niet moet zijn, dan hoor ik dat zo wel. Nog voordat ik weer bij de vier stoelen ben, roept iemand mij terug. "U mag al komen hoor!" Nu zit er wel iemand achter het raampje. Een goed verzorgde, helder kijkende vrouw. Ze staat al in de gang voordat ik bij de receptie terug ben, steekt haar droge stevige hand uit en stelt zich voor. Ze zal het onderzoek doen en dan volgt er nog een gesprekje met de dokter over de uitslag. Ze is koel, zakelijk en helder. Straalt vertrouwen uit. Ze kijkt me strak aan wanneer onze handen voor even verstrengeld zijn. Licht gespannen volg ik haar tot in de onderzoekskamer. Een bed, links daarvan een tafeltje met wielen en daarop een apparaat met knopjes, draai en druk. Een computer scherm daarachter. Op het bed gezeten reikt ze me het kussen dat er op lag aan. Mijn rechterarm moet er boven op. Na mijn pink te hebben schoongemaakt met een watje met wat alcohol, begint ze met het bevestigen van de elektroden. Twee aan mijn pink en nog één bij mijn pols en op mijn onderarm. Tegelijkertijd vertelt ze wat ze van plan is te gaan doen. Ik krijg het maar half mee, gebiologeerd neem ik het apparaat en het beeldscherm in mij op. Getriggerd door haar 'hoge spanning', volg ik weer wat ze zegt. Ik ben er niet gerust op dat dit aangenaam blijft zoals het nu lijkt. Mijn indruk is dat we wat keuvelen en zo meteen de koffie en koekjes worden binnengereden.
Ze stelt het apparaat in en bereidt me voor op de schokjes: "Ik begin licht en daarna worden ze sterker, probeer je arm maar stil te houden". Bij het eerste schokje moet ik nog lachen. Ze houdt een klein balkje met op de uiteinden twee koperen plaatjes tegen mijn arm aan, net voorbij de pols. Een lichte tinteling gaat door mijn hand, mijn pink gaat heen en weer zonder dat ik daartoe opdracht heb gegeven. Ze draait wat aan de knopjes en een tweede, veel heftigere schok volgt. In een poging mijn arm stil te houden schop ik mijn linkerbeen omhoog. De derde schok is een echte stroomstoot, nu roep ik auw, tegelijkertijd met het uitzwaaien van mijn linkerbeen. Dit is niet fijn. Na nog wat losse martelschokken, stelt ze de machine in op automatisch en volgt er een reeks van schokken. Het voelt als het geluid van een elektronische gasaansteker: "Tik, tik, tik, tik, tik". In mijn hoofd klinkt het ook zo door. Na een tiental is het voorbij, ik zucht uit wanneer ze het balkje met de koperplaatjes weghaalt van mijn arm. Het verhoor is over, ik heb niets losgelaten. Dan verplaatst ze het balkje naar net onder mijn elleboog. Ze is nog niet klaar!!!
Het hele ritueel herhaalt zich, maar nu zijn de schokken voelbaar van mijn elleboog tot aan mijn pink. Mijn arm schokt nu ook op en neer en mijn pols zwaait uit. Na elke schok hoop ik dat het voorbij is. Wanneer ze het balkje met de contactpuntjes weghaalt vraag ik ter afleiding wat over het apparaat, wat ze doet en hoeveel spanning ze nu op mijn arm zet. Dat weet ze niet, ze voert steeds de stroom op zegt ze. Ik begin nu een beetje te twijfelen over haar kundigheid en vraag me af of ze de wet van Ohm wel kent. Er volgt nog een sessie met het contact achter mijn elleboog zodat de schokken over een nog groter gedeelte van mijn arm voelbaar zijn. Wanneer dit voorbij is, zucht ik nog een keer: nu is het toch wel over. Ze tuurt wat op het scherm, meet mijn arm nog een keer op drie punten: pols naar pink, onder elleboog naar pink en achter elleboog naar pink. Ze rekent wat, denkt even na en pakt dan nog een keer het contactbalkje. "Nog één keer, dan laat ik het de dokter zien en als die zegt dat het goed is dan zijn we klaar". Ik zit hier nu al een kwartier aan het lichtnet en heb nog steeds niets losgelaten, maar ik sta er niet voor in dat ik zo meteen niet alsnog doorsla. Ik wacht nog op het moment dat ze vraagt: "Is it safe?"
Terwijl ik met mijn arm gekoppeld aan de rode, zwarte en gele stroomdraden blijf zitten, loopt ze de kamer uit om de dokter van de resultaten op de hoogte te brengen. Gedwee blijf ik wachten en hopen dat het allemaal goed is gegaan. Ik ben het helemaal zat deze schokbehandeling, en het is niet eens om het beter te maken. Nee, enkel om te meten dat het en wat er mis is. Of zelfs dat niet eens, het gaat om het bevestigen van een aan zekerheid grenzend vermoeden. Het toetsen van de theorie aan de praktijk middels meten = weten. Na 3 lange eenzame minuten komt de assistente terug. "Het is goed hoor, de dokter vindt het goed", zegt ze terwijl ze de contactstrookjes van mijn pink, hand en arm afhaalt. "Aan de overkant van de gang zit ze op je te wachten, neem je spullen maar mee, dan zal ze je uitleggen wat het resultaat van de meting is."
Ze lijkt veranderd, nog magerder dan vorige keer. Maar ze kijkt helderder uit haar ogen. Is frisser, rustiger. Is ze op vakantie geweest? Of is het de omgeving van haar eigen laboratorium waar ze nog meer op haar gemak is dan in haar spreekkamer op de poli? De toon is dezelfde als de vorige keer, hooguit wat gehaaster. Nog voor ik zit, vat ze de conclusie van het onderzoek samen in drie woorden: "Duidelijk en licht". Ik heb het idee in een eenakter terecht te zijn gekomen, ik verwacht dat ze vervolgt met een sonnet over armen, zenuwen en elektromyogrammen. In plaats daarvan vertelt ze in een paar minuten in een goed te volgen steno wat de cijfers en grafieken betekenen. Het duidelijk slaat op de afname van de doorgifte van zenuwprikkels door de Ulnaris. Een duidelijk gevalletje neuropathie. De indicatie hiervoor is de doorgifte snelheid van het elektrisch zenuwsignaal. Die neemt heel sterk af (2) bij het pad vanaf achter de elleboog ten opzichte van het punt daarvóór (7) en bij de pols (14). Het licht uit haar driewoordige samenvatting heeft niets met God te maken, maar wordt duidelijk wanneer ze de onderste van drie grafieken toelicht. Die gaat over de mate van doorgifte vanaf achter de elleboog naar de pink. Het signaal is zwak - veel zwakker dan vanaf de andere twee plekken - maar wel aanwezig. Dat laatste is een indicatie dat herstel mogelijk is. Daarbij waarschuwt ze voor al te hoge verwachtingen. Als het al helemaal geneest dan zal dat erg lang duren. Zenuwherstel vergt tijd, heel veel tijd. Dat het nu al wat beter gaat dan twee weken geleden is wel een goed teken. Opereren is nog steeds een optie maar die raadt ze voor nu ten strengste af. We zijn het eens over het 'hoe nu verder'. Ze benadrukt nogmaals dat de diagnose zeer duidelijk is, en voegt daaraan toe dat het ook nog iets anders kan zijn, al is de kans daarop erg klein: we mogen het niet uitsluiten. En alweer ben ik onder de indruk van de zorgvuldigheid en deskundigheid van deze arts, deze vrouw, dit mens. Inhoudelijke kennis, een goed analyserend vermogen, heldere verwoording en een psychosociaal steunende houding. Een prachtmens. En toch vind ik 1x shocktreatment meer dan genoeg. Ik ben blij dat ik weer buiten sta!
vrijdag 14 november 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
1 opmerking:
Hoi Rob, je hebt me op deze winterochtend (zaterdag) vreselijk aan het lachen gemaakt... Is it safe? Haha! Groet, Arthur
Een reactie posten