Het irriteerde mij mateloos dat ik niet kon uitleggen wat het betekende dat ik altijd moe was. Vaak voelde ik mij helemaal niet begrepen. En echt goed snappen dat anderen mij niet konden begrijpen deed ik niet. Ik wilde zo graag een keer horen: ik snap het niet wat er met je is, maar het is ok. In plaats daarvan kreeg ik vaak vragen, adviezen, meningen, goede bedoelingen.
Nu, nu ik mij een paar dagen energieker voel, nu begin ik het te voelen. Nu snap ik wat anderen niet konden snappen. Omdat ik beide kanten nu ken, en voel. Ik weet hoe het is om mij zo moe te voelen dat alles teveel is. En tegelijk zie ik nu ook hoe het is om zoveel energie te hebben dat je de hele dag alles kunt doen wat in je opkomt. Dat je bedenkt naar de winkel te willen en dat je dat dan al aan het doen bent.
Nu pas zie ik waarom niemand in mijn omgeving mijn gevoel herkende. Mijn gevoel van totale uitputting. Het continue gevoel van overleven. Het gevoel van 'alles is teveel' en ik heb alleen maar tekort aan energie. Voor anderen is jouw pijn, jouw gebrek, jouw gevoel, geen werkelijkheid. Het bestaat niet echt, het is een verhaal van een ander. Wat je niet voelt, is er niet.
Zojuist deed ik - met mijn hernieuwde energie - de afwas. Oh nee, ik keek er alleen maar even naar en ik had'm al gedaan. Stond er niet bij stil dat het een klusje was. Voorheen zag ik de afwas en droop af naar de bank. Het "zeker weten" dat dat kleine beetje afwas mij zo zou vermoeien dat ik verder niks meer zou doen die dag, maakte me al moe. De gedachte aan de vermoeidheid die zou volgen deed me steeds instorten. Bij alles, op elk moment van de dag. Zelfs slapen was vermoeiend, omdat ik er niet van uitrustte. Maar niet slapen was net zo goed geen optie.
Jarenlang kreeg ik van alle kanten telkens te horen dat ik vooral moest gaan bewegen. Wandelen, fietsen, zwemmen. In balans en rustig aan. In de beginperiode deed ik dat braaf, uit het geloof dat het zou werken. En steeds kwam ik bedrogen uit. Ik werd niet fitter. Nee, ik voelde mij vermoeider dan eerder. En daarbij gefrustreerd en verdrietig. En depressief, omdat ik dat wat ik zo graag doe, eigenlijk niet meer kon: lekker sporten of genieten van een wandeling.
Bewegen was een voortdurend gevecht. Een opgave. Meer nog van de geest dan van het lichaam. Ik heb mezelf gedwongen, geforceerd, om toch maar weer naar buiten te gaan. En tegelijk voelde ik de mentale weerstand, mijn gedachten die steeds meer gingen van "dit is goed voor je" naar "dit is fnuikend, stop hiermee".
Ik ben blij dat ik op een gegeven moment heb gekozen voor rust. Niet meer fietsen, zwemmen of wandelen. Het laten voor wat het is. En iedereen die mij die oh zo goed bedoelde, maar ongevraagde en zeer ongewenste, adviezen gaf, die sprak ik vanaf dat moment tegen. Eerst voorzichtig, en stilaan steeds duidelijker en standvastiger.
Dat is het begin van de verandering geweest. Ik heb gevoeld dat mijn lichaam iets anders nodig had, zonder dat ik wist wat dat precies was.
Nu, nu ik mij een paar dagen energieker voel, nu begin ik het te voelen. Nu snap ik wat anderen niet konden snappen. Omdat ik beide kanten nu ken, en voel. Ik weet hoe het is om mij zo moe te voelen dat alles teveel is. En tegelijk zie ik nu ook hoe het is om zoveel energie te hebben dat je de hele dag alles kunt doen wat in je opkomt. Dat je bedenkt naar de winkel te willen en dat je dat dan al aan het doen bent.
Nu pas zie ik waarom niemand in mijn omgeving mijn gevoel herkende. Mijn gevoel van totale uitputting. Het continue gevoel van overleven. Het gevoel van 'alles is teveel' en ik heb alleen maar tekort aan energie. Voor anderen is jouw pijn, jouw gebrek, jouw gevoel, geen werkelijkheid. Het bestaat niet echt, het is een verhaal van een ander. Wat je niet voelt, is er niet.
Zojuist deed ik - met mijn hernieuwde energie - de afwas. Oh nee, ik keek er alleen maar even naar en ik had'm al gedaan. Stond er niet bij stil dat het een klusje was. Voorheen zag ik de afwas en droop af naar de bank. Het "zeker weten" dat dat kleine beetje afwas mij zo zou vermoeien dat ik verder niks meer zou doen die dag, maakte me al moe. De gedachte aan de vermoeidheid die zou volgen deed me steeds instorten. Bij alles, op elk moment van de dag. Zelfs slapen was vermoeiend, omdat ik er niet van uitrustte. Maar niet slapen was net zo goed geen optie.
Jarenlang kreeg ik van alle kanten telkens te horen dat ik vooral moest gaan bewegen. Wandelen, fietsen, zwemmen. In balans en rustig aan. In de beginperiode deed ik dat braaf, uit het geloof dat het zou werken. En steeds kwam ik bedrogen uit. Ik werd niet fitter. Nee, ik voelde mij vermoeider dan eerder. En daarbij gefrustreerd en verdrietig. En depressief, omdat ik dat wat ik zo graag doe, eigenlijk niet meer kon: lekker sporten of genieten van een wandeling.
Bewegen was een voortdurend gevecht. Een opgave. Meer nog van de geest dan van het lichaam. Ik heb mezelf gedwongen, geforceerd, om toch maar weer naar buiten te gaan. En tegelijk voelde ik de mentale weerstand, mijn gedachten die steeds meer gingen van "dit is goed voor je" naar "dit is fnuikend, stop hiermee".
Ik ben blij dat ik op een gegeven moment heb gekozen voor rust. Niet meer fietsen, zwemmen of wandelen. Het laten voor wat het is. En iedereen die mij die oh zo goed bedoelde, maar ongevraagde en zeer ongewenste, adviezen gaf, die sprak ik vanaf dat moment tegen. Eerst voorzichtig, en stilaan steeds duidelijker en standvastiger.
Dat is het begin van de verandering geweest. Ik heb gevoeld dat mijn lichaam iets anders nodig had, zonder dat ik wist wat dat precies was.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten