"Weet je waarom?", begon hij voor de zoveelste keer. "Nou? Geef eens antwoord!"
Onrustig wiebelt hij met zijn voet heen en weer. Ik ken het trekje, ken hem allang. Ik weet wel hoe het werkt. Als ik nu erop in ga dan, dan houdt het niet meer op. Zolang ik hem ken, erger ik me aan dit toontje, dat eigenwijze. En nog steeds weet ik niet hoe er zo op te reageren dat het ophoudt.
"Stop nou een keer met die irritante vragen! Verdomme, Thijs! Ik ben het zat."
Hij trekt een grimas op zijn gezicht, een frons.
"Wat flik je me nou? Je hoeft niet zo uit te vallen! Ik vraag je alleen maar naar het waarom."
"Ik weet het niet en ik wil het ook niet weten! Als jij het wel weet, dan hoef je het mij niet meer te vragen!"
Woest ben ik. Ik spring op van de stoel en stampvoet het kantoortje uit.
"Hé lieverd, waar ga nu naar toe?", roept hij me na.
"Rot op lul, ik ben je zat, het is uit! Hoor je? Het is uit! Uit!"
Over het gravel loop ik zigzaggend tussen de autowrakken door, richting het hek van het sloopterrein. Weg van hier, ik moet weg van hier.
Buiten het hek staat de grote Mercedes van de baas van Thijs. Hij mag er al weken in rijden nu Mr. Li in de Verenigde Staten is. En dat heeft het allemaal alleen maar erger gemaakt, nu denkt ie ook nog dat híj de baas is. Met bijbehorend agressief, arrogant en asociaal gedrag.
Als ik het portier van mijn Corsa open, staat ie opeens naast me.
"Ga nou niet weg, schatje." Het geslijm is weer begonnen.
"Rot op Thijs, ik ben je zat, je gedoe, je geslijm, je zaakjes, je familie..."
"Wat is er mis met mijn familie!", bitst hij me toe. Hij grijpt me bij de kraag van mijn leren jasje en trekt me naar zich toe.
"Laat los", slis ik in zijn oor. "Nu!"
Verderop loopt een koppel agenten te slenteren. Zonder echt hun aandacht op ons te richten houden ze ons in de gaten.
Z'n greep verslapt, ik ruk de kraag uit zijn handen, open het portier en stap in. Z'n hand gaat naar de bovenkant van het portier. Bruusk trek ik het portier dicht.
"Verdomme bitch!" schreeuwt hij uit terwijl hij zijn arm woest op en neer zwaait.
Ik start en met gierende banden schiet ik van het trottoir weg. De agenten draaien traag hun lichamen in Thijs' richting.
Onrustig wiebelt hij met zijn voet heen en weer. Ik ken het trekje, ken hem allang. Ik weet wel hoe het werkt. Als ik nu erop in ga dan, dan houdt het niet meer op. Zolang ik hem ken, erger ik me aan dit toontje, dat eigenwijze. En nog steeds weet ik niet hoe er zo op te reageren dat het ophoudt.
"Stop nou een keer met die irritante vragen! Verdomme, Thijs! Ik ben het zat."
Hij trekt een grimas op zijn gezicht, een frons.
"Wat flik je me nou? Je hoeft niet zo uit te vallen! Ik vraag je alleen maar naar het waarom."
"Ik weet het niet en ik wil het ook niet weten! Als jij het wel weet, dan hoef je het mij niet meer te vragen!"
Woest ben ik. Ik spring op van de stoel en stampvoet het kantoortje uit.
"Hé lieverd, waar ga nu naar toe?", roept hij me na.
"Rot op lul, ik ben je zat, het is uit! Hoor je? Het is uit! Uit!"
Over het gravel loop ik zigzaggend tussen de autowrakken door, richting het hek van het sloopterrein. Weg van hier, ik moet weg van hier.
Buiten het hek staat de grote Mercedes van de baas van Thijs. Hij mag er al weken in rijden nu Mr. Li in de Verenigde Staten is. En dat heeft het allemaal alleen maar erger gemaakt, nu denkt ie ook nog dat híj de baas is. Met bijbehorend agressief, arrogant en asociaal gedrag.
Als ik het portier van mijn Corsa open, staat ie opeens naast me.
"Ga nou niet weg, schatje." Het geslijm is weer begonnen.
"Rot op Thijs, ik ben je zat, je gedoe, je geslijm, je zaakjes, je familie..."
"Wat is er mis met mijn familie!", bitst hij me toe. Hij grijpt me bij de kraag van mijn leren jasje en trekt me naar zich toe.
"Laat los", slis ik in zijn oor. "Nu!"
Verderop loopt een koppel agenten te slenteren. Zonder echt hun aandacht op ons te richten houden ze ons in de gaten.
Z'n greep verslapt, ik ruk de kraag uit zijn handen, open het portier en stap in. Z'n hand gaat naar de bovenkant van het portier. Bruusk trek ik het portier dicht.
"Verdomme bitch!" schreeuwt hij uit terwijl hij zijn arm woest op en neer zwaait.
Ik start en met gierende banden schiet ik van het trottoir weg. De agenten draaien traag hun lichamen in Thijs' richting.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten