Ze is mooi, blond, jong. Meisjes benen, ietwat dun, niet gespierd, teer, licht gebruind. Lang sluik haar, blond met vleugjes donker en een volle pony. Open gezichtje, t-shirt bruin met lange mouwen. Rokje, donkerbeige, met twee dwarsgerimpelde banen aan de onderkant, heel decent bedekkend tot ietwat boven de knie. Platte gympen, wit. Idem sokken met rode band. Een meisje.
Haar moeder doet nog even een boodschap, terwijl zij zich verder bekommert over het vullen van de fietstassen met kruidenierswaren. Ze lijkt te vallen wanneer ze tussen de ene en de andere fiets heen en weer stapt. Een arm - de rechter - zwaait ver uit. Ze herstelt haar evenwicht. Mijn blik blijft op haar gericht. Dan volgt weer een wat onnatuurlijk lijkende beweging, alsof ze speelt met Newton en Darwin. Ze tart de zwaartekracht en toont dat je niet rechtop hoeft te staan om mens te blijven. Half gebogen, de rechterarm ver achter zich gestrekt. De hand in overstrekking, ze balanceert op 't randje maar redt't net. En zo verplaatst ze wat gewicht van de ene naar de andere fietstas. Ze neemt haar deel in de last van het boodschappen vervoeren. De flappen van de tassen gaan ervover, de hare in kleurig bloemmotief.
Ze richt zich op, met links gaat het sleuteltje naar het slot van moeders omafiets. Geen klik, misschien zit ik te veraf om het te horen, misschien is het slot wat stoffig. Ze leunt op het zadel, buik op linkerhand, om de fiets naar achter te duwen. Die blokkeert. Weer gaat haar hand naar de sleutel, nog eens proberen, duw naar achter, geen beweging. Zou het slot nog niet open zijn? Of bemerkt ze niet dat de als standaard bedoelde stangen met tussenstuk niet rechtonder het achterwiel staan, maar net schuin erachter? De standaard blokkeert de achterwaartse beweging. Ze buigt over het zadel om de andere kant van het slot te inspecteren. Is het lipje waarmee je het slot sluit wel omhoog geschoten? Nog wat gedraai aan het sleuteltje, nog 'ns duwen naar achteren.
Moet ik nu opstaan, haar gaan helpen? Ben ik de enige hier op dit pleintje die haar worsteling opmerkt? Of moet ik observerend blijven, niet participeren, het lot het lot laten? Ik blijf zitten, met een reden, een smoes, een argument. En de opportuniteit daarvan is te betwijfelen. Ik worstel, worstel met mijn verantwoordelijkheidsgevoel. Dat ook opgevat kan worden als bemoeienis, inmening, aanmatiging. Dus blijf ik zitten om de ander z'n - in dit geval haar - ruimte te laten. Ik besluit geen deel uit te maken van haar leven, nu niet.
Een laatste laffe duw, ze richt zich op. Met haar 'goede' linkerhand aan het stuur en haar rechter in een spastische stuip, ver achter zich uitgestrekt, wacht ze in berusting op haar moeder. Haar gezicht is kalm en open en straalt. Ze kijkt om in de richting waar haar moeder zojuist verdween. Zij staat daar vol vertrouwen, ook al lijkt het mij een eeuwigheid te duren.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten