zaterdag 27 september 2008

Geluiden

"The fourth of july"
In het bos ten zuiden van Varennes en Argonne


Het is een nieuwe ervaring hier in de vroege ochtend zo fris te zijn terwijl ik net - nog niet warm - een steile helling op ben gereden. Is het de regen van gisteren, die de atmosfeer licht en luchtig heeft gemaakt, na de van onweer bezwangerde lucht van de afgelopen dagen? Of het overvloedig groen van deze omgeving, een welkome verandering na de kale landbouwgebieden van hiervoor? Piep, piep, piep. Hoor ik van ergens onder mij. Ik houd mijn benen even stil. Het geluid is weg. Omdat de weg nog steeds oploopt trap ik snel weer door. Piep, piep, piep, klinkt het weer. Met mijn blik op de trapper gericht trap ik rustig door. Wanneer de rechter trapper het bovenste dode punt is gepasseerd klinkt net daarna 'piep'.

Links is er telkens een 'tok'. Daaraan ben ik ook nog niet gewend, al weet ik inmiddels dat het plastic uiteinde van het koordje aan mijn schoen dit geluid veroorzaakt. Met een acrobatische beweging van mijn voet bij het in de toeclip schuiven, ben ik in staat het koordje onder de beugel van de toeclip te krijgen. Dan kan het niet meer vrijelijk op en neer zwaaien en ben ik van het 'tok' geluidje verlost. Elke ochtend ben ik dat weer vergeten. De irritatie daarover neemt langzaam af. Er zijn zelfs momenten dat ik mijzelf voorhoud dat het eigenlijk wel een lekker ritmisch geluidje is. Al was dat alleen maar om mijn pedaalslag niet te hoeven onderbreken om links en rechts het koordje onder de toeclip te krijgen. Bergop is dat sowieso een gevaarlijke missie, met slingeren en stilvallen als risico's.

De 'piep' houdt me bezig. Als dit het asje van de pedaal is dan kon dat wel eens een groot probleem zijn. Ik zie de kogeltjes van het lager al op het asfalt stuiteren en dat ik vanaf dan met rechts alleen een dun stangetje als trapper moet verder rijden. Waarop ik dan balancerend met de bal van mijn voet, probeer vooruit te komen. Zie je wel, het zijn toch pongelpedalen die ik gekocht heb. Of zou een van de moertjes die ik er in Brunssum zelf op gezet heb, los zijn getrild? Na nog een paar minuten peinzen over de mogelijke problemen en de gevolgen daarvan - met als ultieme conclusie: Dit is het einde van deze fietstocht! - stop ik om de trapper te inspecteren. Ik draai de trapper een paar keer met mijn hand om haar as. "See no evil, hear no evil", natuurlijk. Maar weer doorrijden. Piep, piep, piep, klinkt het weer bij elke pedaalslag. Alleen rechts. Nog een paar kilometer houd het me bezig totdat ik merk dat de fiets niet uit elkaar valt, de trapper het blijft doen en ik alleen mezelf ermee heb zolang ik mijn aandacht erop blijf richten. Mijn laatste analyse is dat de regen een roestig plekje heeft veroorzaakt ergens in de trapper. Dat dat niet zichtbaar is, maar wel iets hoorbaars heeft veroorzaakt. Bewust richt ik mijn aandacht op de prachtige omgeving. Telkens wanneer ik even ben gestopt, schrik ik bij het wegrijden weer van het piepje.

donderdag 25 september 2008

De geschiedenis van mijn gekte

Saks, Elyn (2007), De geschiedenis van mijn gekte: Leven met schizofrenie. Amsterdam: Uitgeverij Luiting - Sijthoff B.V.

"Dit is een aangrijpende vertelling over het leven van een patiënt, iemand met een ziekte. Elyn lijdt al vanaf haar adolescentie aan wanen, het horen van stemmen en dwanggedachten. In iets meer dan de eerste helft van het boek laat ze zien hoe ze hier mee opgroeit en probeert volwassen te worden. De beschrijving van het totale verlies van controle ten tijde van de enkele psychosen die op haar pad komen, was voor mij als lezer niet te bevatten. De gruwelijke behandelingen op sommige psychiatrische afdeling gaven me een naar gevoel en de wens iets voor haar te kunnen doen. Uit het boek lijkt de hand van Elyn in een noodkreet de lezer te wenken haar uit het verhaal te trekken, haar de aandacht te geven die ze zo nodig heeft en verdient."

Lees de hele recensie.

zondag 21 september 2008

Functioneel Bloot 3

Mijn handen verplaatsen naar haar bovenarmen. Zachtjes laat ik de schouders van haar jurk over haar biceps glijden. Ik streel haar halsstreek en omvat dan haar borsten die kleiner aanvoelen dan ze eruitzien. Ze gooit haar hoofd in haar nek, de haren strelen mijn gezicht wanneer ze het weer naar voren zwaait. Tussen duim en wijsvinger knijp ik in haar tepel die ik daarna zachtjes kneed in een licht ronddraaiende beweging. Ze rekt haar rug en kronkelt die dan een keer. In een poging aan mijn knedende vingers te ontsnappen, duwt ze met gebalde vuisten precies op de randen van mijn sleutelbeenderen. Ik schreeuw het uit van de pijn. Ze lacht voluit, en heel haar gezicht doet mee. Ik laat haar borst gaan, sluit mijn handen om haar polsen. Ze wrikt, ze spartelt tegen. Haar rechterbovenbeen komt een laatste keer met volle kracht in mijn kruis tot stilstand, ze probeert me te pijnigen. Afzettend met mijn benen probeer ik overeind te komen. Ze belet me te bewegen, wrikt een hand los en brengt die vliegensvlug tussen haar bovenbeen en mijn kruis. Ze knijpt keihard in mijn ballen. Ik schreeuw het uit, laat haar andere hand los. Daarmee grijpt ze tussen duim en vingers mijn kaak vast. Haar duim graaft diep in mijn mond. Ze buigt voorover en steekt haar tong zover ze kan naar binnen. Mijn hoofd schud ik heen en weer. Weer grijpt ze mijn ballen stevig vast en verhoogt langzaam de grip van haar hand. Tranen spatten uit mijn ogen. Ze doet me pijn!

Met mijn rechterbeen zet ik me hard af tegen de bank, mijn linkervoet fixeer ik op de grond. Ze schuift over mij heen de bank af. Ik rol achter haar aan, en beland boven op haar. Instinctief sluit ik mijn linkerhand om haar luchtpijp. Met de rechter sla ik haar stevig in haar gezicht.
"Je doet me pijn! Waarom?", schreeuw ik haar toe.
Er komt geen antwoord.
Ze probeert me met haar knie over zich heen te duwen. Het lukt niet. Haar ogen kleuren rood, haar hoofd schudt heftig heen en weer. Haar handen strekken naar mijn adamsappel. Ik buig achterover. Met beide handen rukt ze aan mijn shirt, de bovenste knoopjes springen eraf. Haar nagels boren zich in het vel van mijn borst en trekken daar rode striemen. Mijn grip om haar hals verstrakt. Ze wrikt met haar heupen, haar benen beginnen te spartelen. Haar oogleden verwijden zich, ze kijkt me wanhopig aan met grote ogen. Het barbiebeeld verschijnt in mijn geheugen, mijn schouders zakken in en meteen laat ik haar keel los. Mijn hoofd zakt naar voren. Ik zucht: "Jee, wat gebeurt er?"

Haar nagels raken mij vol in mijn wang. Ze draait vliegensvlug op haar buik en wurmt zich onder mij uit. Verdwaasd blijf ik zitten. Mijn agressie is volledig weggeëbd. Op een meter staat ze voor me, hijgend, lachend en krijsend als een hysterische kat. Mijn bloed drupt van haar vingers op het parket. Eén hand grijpt haar jurk vast die nu tot rond haar middel is afgezakt. Half naakt, met een satanische blik in haar ogen staat ze me aan te staren. Haar linkerbeen uitdagend naar voren gebogen.
"Heb je nog niet genoeg?" vraag ik verbijsterd over haar agressie van een paar minuten geleden. In mijn hoofd probeer ik te reconstrueren wat er net gebeurd is. Ik kom niet verder dan dat ik mijzelf volledig verloor in mijn wens haar te pijnigen. "Wie ben je, wat doe je?"

Traag laat ze haar jurk verder zakken tot die op de grond ligt en ze naakt voor me staat. Ze draagt geen lingerie. Mijn ogen bekijken haar van top tot teen. Heel langzaam neem ik elk detail van haar lichaam in mij op. De stevige schouders, het prachtige zandbruin van haar huid, haar kleine borsten en dito tepelhoven. De lange strakke welving van haar heupen. De uitdagende bolling van haar venusheuvel. Haar gemillimeterde schaamstreek waar de volle schaamlippen onderuit steken. De lichte ronding van haar bovenbenen, haar onopvallende knieën en rechte onderbenen. Haar voeten nog steeds gestoken in de zwarte pumps. Nergens ontdek ik ook maar één onvolkomenheid. Geen enkele moedervlek of sproet. Geen littekens, geen verwondingen, geen verkleuring van de huid. Ze heeft zo te zien geen cellulitis, geen striae, noch op buik, noch bij borsten. Ze is volkomen perfect. Mijn opwinding is geheel verdwenen, en de aanblik van haar naakte lichaam brengt die niet meer terug.

Met een schok schrik ik wakker van het rinkelen van de telefoon. Ik spring op van de grond en pak de telefoon aan. In een paar seconden ben ik mijn droom vergeten en kan ik mij de dame waar ik net nog mee in gevecht was niet meer herinneren. Enkel de rode striemen in mijn gelaat zijn de zichtbare getuigen van mijn fantasie.

zaterdag 20 september 2008

Paniek!

Lange passen makend, been ik voorbij de terrasjes, scannend naar mooie vrouwen met een moederuitstraling waarbij ik zou kunnen uithuilen. Elke stap verder bal ik mijn vuisten steviger, om mijzelf maar bij elkaar te houden. Hier loop ik om te laten zien dat ik nog een eenheid ben, lichaam en geest. En dat ik nog in controle ben. IK loop. Ik kan niet naar huis, ik moet nu hier onder de mensen zijn, in de straat, in beweging. Nu stilzitten, betekent het einde van mij, dan ga ik op in de omgeving, of vervloei met de straat waar mijn voeten op rusten. Zelf voor stilstaan ben ik bang. Doorlopen, houd de pas erin. Recht in de ogen kijkend van een meisje dat op de fiets aankomt, springen haast de tranen in mijn ogen. Ik houd vol, ik kijk haar aan met een medelijden zoekende blik. Ze kijkt terug en glimlacht lief. Ik ben er nog, men reageert op mij alsof ik mens ben. Ik doe het nog.

Links twee winkelverkopers die naast de deuropening een sigaret roken. Sportschoenenzaak, stoere kleine, mediterrane jongens. Ze kijken me brutaal en bozig aan. Wanneer ik wegkijk, komt de neiging tot slaan in mij op. Ik sla ze in elkaar, ik sla erop! De woede giert door mijn lijf, nog harder loop ik verder. De hoek om, het pleintje over. Een vol terras, ik loop snel verder. Niet meer kijken, niemand meer aankijken. Ik voel mijn borstkas op en neer gaan, onderdruk de neiging te gaan rennen, weg te rennen. Ik wil weg van mezelf. Tegelijkertijd probeer ik uit alle macht mezelf bij elkaar te houden. Niet gaan stromen nu, niet vervloeien, blijf erbij. Ik praat mezelf moed in, dwing mezelf heel te blijven. Het voetgangersstoplicht verspringt naar rood wanneer ik het zebrapad opstap. Op de vluchtheuvel halverwege de weg sta ik stil. "Nee, niet stil staan!" Klinkt het in mijn hoofd. Beide vuisten gebald. Overspanning in mijn bovenbenen. Ik houd het niet meer, ik houd het niet meer! Rechts van mij trekt het verkeer op, ik ben te laat, nu moet ik blijven staan. Met mijn ogen dicht hoor ik het verkeer vlak langs mij voorbij razen. Ik wacht en tel: één, twee, drie auto's.
Zonder mijn ogen te openen stap ik het zebrapad op.

vrijdag 19 september 2008

Functioneel Bloot 2

Ze maakt de knoopjes van haar jas los en wurmt één voor één haar armen uit de mouwen. De capuchon bedekt nog steeds haar hoofd. Als laatste tilt ze de jas in één beweging aan het puntje van de capuchon op en stapt er vlug onderuit. De bloedrode zijde jurk die ze draagt, vangt geen enkele druppel. Ze reikt mij de jas aan. Wanneer ik 'm aanpak en weghang, wiegt ze een paar maal krachtig met haar hoofd. Haar lange blonde krullen vallen als een brede waterval tot over haar schouders en bedekken aan de voorkant deels het in een V-vorm uitgesneden decolleté. Ze is slank, de strak gesneden jurk valt tot net boven haar knie, die iets boven de mijne uitsteekt dankzij haar extreem hooggehakte pumps.
"Oef, dat is een stuk beter. Zullen we naar binnen gaan?"
Mijn mond valt open van haar brutaliteit. Even twijfel ik of ik haar niet meteen weer weg moet sturen.
"Euh, wat kom je doen? Wie ben je? Waarom ben je hier? Ken ik jou?"
"Nou, nou, dat is ook geen originele opening!" Ze kijkt me uitdagend aan en duwt met haar felrood gelakte nagels vooruit gestoken mij lichtjes naar achter en stapt dan voorbij. Alsof zíj hier woont en niet ik. Verbaasd blijf ik even op de mat staan.
"Hé, ik..." Ze overstemt me: "Oh wat een mooie bank" en ploft neer waar ik zo-even nog lag te soezen met gedachten aan: haar!
Nu ik haar in het volle licht in mijn woonkamer zie, merk ik dat ze veel lijkt op de vrouw waar ik net van droomde.

"Kom je even naast me zitten?", klapt ze heel cliché met haar hand op de bank. Ze kijkt me vragend aan, zonder enige gêne.
"Ik begrijp niet zo goed wat je hier doet, wil je me vertellen wie je bent en waarom je hier bent?"
Ik raak meer en meer in de war. Van de situatie, maar ook van haar verschijning. Ze is mooi, op een aparte manier. Haar schoonheid lijkt artificieel, een soort barbie schoonheid. Ze zou zo uit de Playboy kunnen zijn gestapt. Ik kan geen onregelmatigheid aan haar ontdekken, alsof iemand haar net gepaintshopt heeft.
"Kom eerst maar even zitten, dan praten we wat."
Ik neem naast haar plaats, scheef op de bank gezeten, een metertje van haar af zodat ik haar goed kan aankijken en ze op een veilige afstand van me is. Deze situatie komt me niet al te vertrouwd voor. Ik ben niet bang, maar enigszins verontrust. Ik voel me ongemakkelijk, ik ben de controle kwijt en ik verwacht dat er elk moment 'iets' kan gebeuren. Toch geef ik telkens gehoor aan wat ze van me vraagt.
"Ben je bang voor me?", vraagt ze met een brede glimlach. "Dat hoeft niet hoor, ik eet je niet op, ik bijt hoogstens."
Een hoge schelle lach volgt. Ze heeft duidelijk plezier in de rol die ze speelt.
"Ga je me nog vertellen..."
In een fractie van een seconde zit ze naast me en smoort mijn zin in een warme kus.

Perplex, niet wetende of ik kwaad, geschokt of opgewonden ben, glijd ik half verlamd achterover tegen de leuning van de bank aan. Ik voel mij een lam dat naar de slachtbank wordt geleid. Ze zet een been tussen de mijne en leunt met haar lichaam voorover. Nu ligt ze bovenop mij. Met haar tong probeert ze mijn mond binnen te dringen.
Met beide handen pak ik haar polsen en duw haar van mij af. Ze balanceert rond haar middel, kijkt me uitdagend aan en steekt dan haar tong uit. Weer volgt een schelle hoge lach. Ze kirt: "kom op, ik voel dat je best zin hebt, je mag even tegenspartelen om de spanning op te voeren, zo meteen zullen de rollen omdraaien."
"Wat doe je? Wie ben je?"
In plaats van te antwoorden, begint ze met haar heupen tegen mijn geslacht op te rijden. Met haar rechterbeen dat op de grond steunt, duwt ze haar bovenbeen krachtig tegen mijn kruis. In een traag ritme vrijt ze me op. Ik voel de warmte van haar schaamstreek over mijn linkerbovenbeen schuren.
Nog steeds kijkt ze me strak aan.
"Lekker?", vraagt ze met zwoele stem.
"Verdomme, je bent gewoon een hoer! Ga van me af!"
Met een laatste restje morele overtuiging probeer ik haar van mij af te duwen. Mijn onderlichaam protesteert tegen de mechanische weerstand die mijn handen op haar uitoefenen. Ik voel dat ik een stijve heb. Mijn bekken vibreert schokkerig mee wanneer haar wiegbeweging van richting verandert. Mijn lichaam geeft het verzet op, ik verander in een biologisch nuttige structuur, het morele, rationele wezen dat ik daarstraks nog was is even boodschappen doen.

Wordt vervolgd

donderdag 18 september 2008

Donder & Bliksem

"Nee, een fietsenmaker hebben we allang niet meer hier in Charmes". Ik zucht eens diep, waar heb ik dat allemaal meer gehoord. Ik vervloek het boekje dat ik bij me heb. Liever weet ik niets vantevoren dan dat ik foutieve informatie heb. "Maar er is van alles leuks te doen hier", ze somt de ene na de andere volkse activiteit op. Bij het kantklossen onderbreek ik haar, "Is er dan een brico hier die mogelijk wat fietsonderdelen heeft?" Ik haat mezelf dat ik in Poligny niet heb toegeslagen toen de banden voor het oprapen lagen.

lees het hele bericht

woensdag 17 september 2008

Functioneel Bloot

Uren van eindeloze regen op het glas hebben langzaam de laatste fut uit mijn lijf doen stromen. Liggend op de bank staar ik door het glas dat vanwege de waterstralen een vreemde blik op de wereld buiten biedt. De kaarsrechte kastanje is vervormd tot een kronkelige reuze bonsaiboom. M'n ogen vallen af en toe dicht, hier achter het dubbelglas is de warmte van de zonnige voormiddag nog steeds voelbaar. Zal ik opstaan? Iets te drinken pakken? Lome benen laten me nog even twijfelen. Veel zin om iets anders te doen dan voor me uit staren heb ik niet. Het is wel goed zo.
De striemende slagregens vormen een boeiend schouwspel. Niemand die praat, geen andere geluiden dan het aanzwellende en afzwakkende getik van de regen tegen de ruiten. Mijn gedachten vervloeien met het natuurgeweld buiten, ik soes weer weg. Wat ik gisteren gedaan heb, de laatste keer dat ik spinazie at - ik houd niet bijzonder van spinazie maar volgens het voedingscentrum is het erg gezond om regelmatig groene groente te eten, spinazie is erg groen. M'n maag rommelt. Denkend aan eten krijg ik meteen trek. Geen zin om op te staan, ik negeer het gerommel, staar weer naar buiten.

De bel gaat. Ik probeer het te negeren. Meteen raak ik geagiteerd. Niet door de bel, wel van mijn poging niet op te staan, er geen gehoor aan te geven. Nog een keer klinkt de bel. Met gesloten ogen wacht ik tot de rust in mijn lijf is weergekeerd. Het rustgevend zicht naar buiten ben ik vergeten, het getik van de regen is vervaagd. Ik hoor alleen nog mijn interne stem: Niet opendoen, wacht tot het voorbij gaat. Maar ook ben ik nieuwsgierig: Wie zou het zijn, rond etenstijd? Vermoedelijk niet iemand die ik ken. Ik denk aan een collectant of erger, een colporteur. Doodstil blijf ik liggen, alsof ik bang ben dat ik mijzelf verraad, probeer ik zo zacht mogelijk te ademen. Geklepper van de brievenbus. Een stem klinkt. Verdomme, denk ik, welke idioot schreeuwt er nu door mijn brievenbus. Met de deur naar de gang gesloten kan ik niet horen wat er geroepen wordt, wel dat het een vrouwenstem is. Ik herken haar niet. Hard slaat ze een paar keer de klep op en neer. Dan is het stil. Ik ontspan, ze is weg. In een paar minuten doezel ik weer weg. Wie zou het zijn geweest? Als ik haar niet ken, waarom wilde ze dan zo graag naar binnen? Was het een mooie vrouw? Uit toonhoogte en intonatie destilleer ik een jonge vrouw, blond met een open en rond gezicht. Ik dagdroom wat weg met dit beeld en nestel me lekker op de bank met een tevreden glimlach op mijn gezicht.

De ramen in de keukendeur trillen in hun sponning van het gebonk ertegen aan. Ik schrik op uit mijn sensuele gedachten, val haast van de bank wanneer ik op wil staan. Mijn hart klopt in mijn keel. Ik wrijf mijn ogen uit, wankel even en loop dan naar de keuken toe. Het gebonk houdt aan, nu hoor ik ook een schelle stem mijn naam roepen. "Doe open, het regent!"
"Wie ben je?" schreeuw ik terug. Ik loop naar de deur en buig met mijn hand een paar luxaflexlamellen om, zodat ik naar buiten kan kijken. Haar vuist raakt net weer het glas en instinctief spring ik naar achteren. "Hou op met bonken!", gil ik het geschrokken uit.
"Doe dan open man! Ik ben doorweekt!"
Nog steeds weet ik niet wie er op mijn raam staat te bonken en waarom. De situatie verwart mij. Op de automatische piloot loop ik naar de voordeur. Alsof ik gehypnotiseerd ben, open ik die en wenk naar links, waar de vrouw nog op mijn keukenraam staat te bonken, dat ze naar binnen moet komen. Hoge hakken trippen door de diepe plas die voor de deur is ontstaan. Ze hupt over de drempel en staat dan op de mat. Ik stap opzij, ze heeft haar hoofd nog naar beneden gebogen alsof ook hierbinnen de regen haar nog geselt.
"Waarom duurde het zolang?" roept ze mij ter verantwoording voor het lange wachten.
"Wie ben je?" vraag ik terwijl ik de punt van haar capuchon naar achteren probeer te trekken.
Ze slaat mijn hand weg, richt haar hoofd op en kijkt mij strak aan. Ik gebaar dat ze naar voren moet stappen zodat ik de deur kan sluiten. Ze schudt haar jas even uit en maakt dan plaats. Wanneer de deur dicht is, vraag ik haar om haar jas uit te trekken.
"Momentje", zegt ze en steekt haar hand uit. Zonder aarzelen grijp ik die vast. "Miriam, zeg maar Miriam." Een grote glimlach en ik smelt een beetje. "Wat kom je doen Miriam?"

Wordt vervolgd

dinsdag 16 september 2008

Bikers Reunion

"... voordat ik de aandacht van het barpersoneel heb. Een man, aan zijn gescheld te horen de baas van het spul, staat een heel jonge serveerster hevig uit te foeteren. Ze heeft een dienblad in haar hand met koude en warme dranken. Een vrouw, aan haar onderdanige houding te zien de echtgenote van de barse baas, loopt zenuwachtig achter de bar heen en weer. Ik zit op de hoek van de bar, naast de bierpomp. Links van mij zitten wat mensen aan een tafeltje, voor de rest is de bar leeg. Ik sla het tafereel gade met een ontspannen glimlach op mijn gezicht. Uit het gesprek leid ik af dat het meisje niets kan doen aan de beschuldigingen..."

lees het hele bericht

maandag 15 september 2008

Blog je Rot!

Ik heb een leuk stukje geschreven. Vind ik zelf. Dus publiceer ik het op een lokale nieuwssite. Zo eentje waar een paar fanatieke bloggers - meestal mannen van ver over middelbare leeftijd met een of ander lichamelijk gebrek, of dames die vooral te bewijzen hebben dat ze erbij horen - de dienst uitmaken. En waar het niveau van de inzendingen is af te lezen aan de commentaren erop. Namelijk dat het commentaar vrijwel nooit inhoudelijk aan het nieuwsitem refereert. Men misbruikt de commentaarruimte om persoonlijke vetes uit te vechten, het nieuws van de dag: "Hei jij die en die nog gesien?" te delen, of vragen aan de redactie te stellen: "Waarom reageert de redactie toch maar niet op de vragen die ik hier vorige week stelde?"

M'n vriend zegt: "Parels voor de zwijnen dat je je stukje daar plaatst. Er zijn toch wel andere media". Floep, de URL van de Volkskrantblog goegeltalkt mijn kant op. Eens even kijken. "Moet ik daar tussen staan met mijn provinciaals itempje?" "We zijn toch allemaal provencialen", antwoord hij snedig. Nou, ik klik maar wat rond. Het is tenslotte ook gewoon een podium: De Volkskrantblog. "Ik kan zo gauw niet vinden waar ik me an kan melden", de gevraagde URL staat binnen een seconde op mijn scherm te blinken. Ja, hij is snel die vriend van mij, zeker op Internet en al helemaal met het uitdelen van URL's. Erg handig zo'n levende zoekmachine. Zelf heb ik een hekel aan zoeken. Ik ben dan ook altijd alles kwijt, m'n sleutels, m'n portemonnaie en m'n geheugen. Vorig jaar ben ik zelfs een keer mijn vriendin kwijtgeraakt. Dat was ook meteen voorgoed. Mijn vriend heeft haar nog niet teruggevonden. Tenminste: er is nog geen URL in mijn googletalkbalk verschenen die op haar lijkt.

Met de vers ontvangen URL haast ik mij weer naar de Volkskrant website. Ah, een overzichtelijk schermpje, even wat invullen, een passend plaatje erbij googelen - dat lukt me nog wel - en ik kan van start. Na enter staat dezelfde pagina er weer. Zonder de gegevens die ik net invulde. Heb ik me nu al aangemeld? Of ben ik dat nu alweer vergeten? Terwijl ik me dat afvraag ratelt mijn gmail dat er bericht is van De Volkskrant. Login en wachtwoord. En dat ik me binnen 48 uur moet aanmelden anders vervalt het. Waar kan ik inloggen? In het mailtje geen URL. Ik start maar eens op de homepage van De Volkskrant. Dan naar Volkskrantblog. Een heel erg lange pagina, ik scroll wel een half uur voordat ik beneden ben. Daar wat servicelinks, geen loginlink. En weer terug naar boven. Nergens een knopje om in te loggen. Verdomme! Wat een rot webpagina. Druk, onoverzichtelijk, onbegrijpelijk. En ook nog eens niet intuïtief. Waar kan ik inloggen???

Mijn vriend heeft net gezegd dat ie even wat drinken is met zijn vrouw. Ik gun hem zijn Q-uurtje wel, hij heeft het er ook maar druk mee, met mijn levende google hulpbar zijn. Nog een keer rond kijken, ik klik maar willekeurig wat heen en weer. "Hart en Ziel" trekt me nu wel, ik ben zielsongelukkig en m'n hart maakt overuren van de stress dat ik niet kan inloggen. Klik, goh, wat is dit voor een pagina? Roze, een mooie lief glimlachende jonge dame met een bloem, een Guus Meeuwis (O. Hamburger) en de man van de Melkunie koeien (Floris). Duurzaam geluk. Wat? Tjee zeg, zelfs het geluk gaat mee in de stroom van neo-terminologisering. Alles moet tegenwoordig duurzaam zijn, "ik wor niet goed, reeds!" Snel klik ik deze pagina weg. Erachter de voorkant van De Volkskrant. Klik weg. Nog zo'n pagina, weg! En nog één! Verdorie, als je ergens op klikt, opent een nieuw browser window. Aarghh, ik wil alleen maar een blogje plaatsen.

Ik surf nog een keer naar Volkskrantblog, nieuwe pagina. In alle rust lees ik van boven naar beneden op elke regel wat er staat. Dat is toch geen manier om een website te bekijken. Ah, daar staat het, in de vierde(!) menuregel van boven. "Je eigen weblog", dat zal het dan wel zijn. Met mijn ogen dicht en billen bij elkaar klik ik erop. Hé, alweer zo'n overzichtelijk schermpje, nu om in te loggen! Dus ze kunnen het wel bij de Volkskrant. Of is dit schermpje niet van de Volkskrant? Maar van zulke handige en slimme types als mijn vriend, die snappen hoe het web in elkaar zit.

Login invullen, wachtwoord even inkopiëren en enteren. Ah, een nieuw zeer overzichtelijk schermpje:

"FOUT
Er is een registratiefout opgetreden. Probeert u zich nogmaals te registreren."

Ik geef het op, ik vraag mijn vriend wel om mijn bijdrage in te zenden. Laat mij maar lekker provinciaals bloggen, da's veel overzichtelijker.

zondag 14 september 2008

Fietser neemt gemeente werk uit handen

Sinds een week snoeit een fietser het groen langs het fietspad van Amersfoort naar Soestduinen, gelegen tussen spoor en dierentuin. Mei 2007 klaagde hij voor het eerst bij de gemeente - via meldpunt woonomgeving - over ver over het fietspad hangende takken. Tot nu toe zonder resultaat. Daarom startte hij begin september zelf met snoeien, elke dag 10 minuten. Ik fiets een stukje met hem mee en vraag onderweg naar het hoe en waarom van deze actie. Hier en daar knipt hij nog wat takken.

IMGP0505

Hoe reageerde de gemeente op je klacht?
In 2007 kreeg ik netjes een ontvangstbevestiging van mijn klacht. Vervolgens was het niet duidelijk wie er verantwoordelijk is voor het groenbeheer langs dit fietspad, de gemeente of de provincie. Er gebeurde helemaal niets.

Wat is het mooi met al dit groen! Het is een recreatieve route toch?
Ik fiets er elke dag, van en naar mijn werk. Vooral in het groeiseizoen overwoekeren de takken en het onkruid - met name brandnetels die bij blote benen voor rode jeukende plekken zorgen - het fietspad. 's Ochtends is het hier een drukte van belang. Veel schoolkinderen die 3 breed willen fietsen. Het is inderdaad een mooi fietspad, heel fijn om hier te kunnen fietsen.

Ik zie strak zwart asfalt. Ik herinner me dat dit vroeger een zandpaadje was. De gemeente heeft dus wel iets verbeterd aan de fietscondities hier?
Vroeger was dit inderdaad een zandpad. Over het asfalt rijdt het een stuk comfortabeler en het fietspad is breder geworden. Helaas is die breedte op meerdere plekken niet bruikbaar. Overhangende takken - vaak op ooghoogte met gevaarlijke doornen - en ver uitstekende brandnetels, dwingen je naar het midden. En dan is er nog maar voor 1 fietser tegelijk plaats. Zonde want het asfaltstuk is op zich breed genoeg.

IMGP0496

Maar wat is dit hier? Hebben ze het pad hier wat smaller gemaakt?
Nee, dit is een stukje waar de naalden van deze dennenboom op het fietspad blijven liggen. Iedereen neemt een boogje om de uitstekende takken heen. En nu lijkt het inderdaad dat het fietspad wat smaller is. Het nodigt - ook als de takken gesnoeid zijn - niet uit om over heen te fietsen.

Ga je deze den ook nog snoeien?
Met de snoeischaar lukt me dat niet, daar heb je echt een zaag voor nodig. En dan moet ik ook een bezem meenemen om die naalden het bos in te vegen.

Waarom nu pas begonnen met deze actie?
Maart dit jaar vroeg ik de gemeente of ze na 10 maanden nog iets gingen ondernemen. Vlak daarna kwam het bericht dat de gemeente verantwoordelijk is voor het groenbeheer. Ze stuurden mijn melding door naar de wijkopzichter. Ik was verheugd: nu gaat het gebeuren!
Maar niks hoor, het groeiseizoen startte en al snel groeide het hier weer dicht. In de vakantieperiode was het rustig en nog wel te doen. Eind augustus begonnen de scholen weer. Toen was ik het zat. Ik heb een snoeischaar in mijn fietstas gestoken en elke dag knip ik nu zo'n 10 minuten. Inmiddels hangen er bijna geen takken meer over. De brandnetels daar blijf ik voor mijn eigen veiligheid af. Oh, en er groeien wat beschermde distels. Die laat ik ook staan natuurlijk.

snoei afval

Het afval gooi je gewoon naast het pad zie ik.
Voordat ik hiermee begon heb ik de gemeente laten weten dat ik niets meer van ze verwacht en dat ze mijn vijf mailtjes als niet verzonden mogen beschouwen. Ik kondigde aan dat ik zelf wel ging snoeien maar geen ruimte voor het snoeiafval op mijn fiets heb. Ik voegde er het vriendelijke verzoek aan toe of zij voor afvoer daarvan wilde zorgen.

Dus nu ben je onbezoldigd medewerker van de afdeling 'groen', zonder aanstelling? Hoelang blijf je dit doen?
Natuurlijk is dit een taak van de gemeente. Zij zijn er voor verantwoordelijk. De overhangende takken zijn ronduit gevaarlijk. Sommige hangen op ooghoogte en vaak zitten er doornen aan. Zeker de scholieren, die meestal druk met elkaar bezig zijn en niet zo op de omgeving letten, hebben een risico om zo'n tak in hun gezicht te krijgen. Ik draag een bril, mijn ogen zijn beschermd. Je moet er niet aan denken hoe dat eruit ziet als het mis gaat. Ik hoop van harte dat de gemeente het niet zover wil laten komen.



Dit bericht verscheen eerder op:
Fietsersbond Amersfoort: Fietsen in de Keistad
Unieuws
De Weekkrant

zaterdag 13 september 2008

Notre Dame de Avioth

Deel 1 verscheen op 11 september 2008

Binnen speelt het orgel, twee mannen ergens voorin in een kerkbank. De mensen die net binnengingen lopen wat heen en weer. Ik kijk bij de relikwieën en prullaria. Het is koud nu het niet meer regent. Het tot rust komen maakt ook de kilte hier binnen voelbaar. Ik neem plaats op de achterste kerkbank en luister naar het orgelspel. Keer op keer worden dezelfde stukjes herhaald. Men oefent. Het is klassieke kerkorgelmuziek en klinkt prachtig in deze basiliek. Van binnen is de kerk minder indrukwekkend. Vooral de beelden van de heiligen vallen me een beetje tegen. Maar wat wil je, die staan er ook al zo'n 800 jaar te vergelen. Jacobus moet ook ergens zijn, ik zie hem niet, of herken hem niet. De organist bijt zich vast in een zwaar stuk. Telkens een maat of vijftig en dan weer vanaf het begin herhalen. En steeds op het zelfde punt net niet verder kunnen of willen spelen. Zo te horen zit er iemand op zijn/haar vingers te kijken. En wéér hetzelfde stuk. Voor maat vijftig verdwijnen nu alle orgelklanken in een klap als een donderslag bij heldere hemel. Maar niet figuurlijk: de kerk schudt op haar grondvesten, iedereen kijkt op en om. De mannen voorin onrustig, het echtpaar staat stokstijf bij het bidkapelletje. De slag buldert na, de glas-in-loodruiten trillen in hun eeuwenoude omlijsting. Een zucht van verlichting klinkt eenstemmig wanneer blijkt dat alles nog overeind staat. Het orgel is 5 maten verder, onverstoorbaar speelde de organist door: maat 50 was nog niet bereikt.

Nog een paar klappen van dit kaliber teisteren de kerk voordat het onweer langzaam verder trekt. Er volgt een oorverdovende slagregen tegen het grote ronde glas-in-loodraam aan de hoofdingang van de kerk. Zelfs het dak resoneert mee op de stortvloed van enorme druppels. De wind neemt toe, stormachtig kracht 7 tot 8 hoor ik Erwin Krol zeggen in mijn hoofd. Ik richt mijn blik op het altaar, en scan de voorkant van de kerk. De heilige beelden, onze lieve vrouwe, de belachelijke op schaal gemaakte toren die hier binnen is te bewonderen... Een rilling trekt over mijn rug, alsof iemand achter mij is komen staan en me net niet aanraakt. In een reflex trek ik mijn schouders op. Ik durf niet meteen om te kijken, bang dat ik schrik van degene die er staat. Voorzichtig kijk ik rechts van me. De deur van de kerk staat open. Ik wacht op wat, nee wie, komen gaat. Ik tel tot vijf. Er komt niemand. De deur zwaait nog iets verder open. Spookachtig, de kilte van de kerk bekruipt me. Ik schud een keer met mijn bovenlichaam om het enge gevoel kwijt te raken. Er is niets, er is niemand. Dan besef ik dat de wind zo krachtig is dat ze de deur, die ik met veel moeite opende, naar binnen duwt. Maar blijkbaar daar stokt. Hier op de plek waar ik zit, is niets te merken van een windvlaag.

Duizend gedachten over het hoe en waarom vliegen door mijn hoofd. Ook al heb ik zojuist Newton van stal gehaald, de mystieke mist is nog niet opgetrokken. M'n lichaam rilt nog na van het idee dat er 'meer' was daarnet. En ook daarvoor al, voordat het begon te regenen. Het onbewuste besef dat ik hier zou moeten schuilen. God die waakt, stuurt en beschermt. Of is het niet God? Is het iets anders? Even visioeneer ik de geest van mijn vader met zijn hand aan de deur van de kerk. Alsof hij het is die hier komt spoken, met een boodschap die onverstaanbaar en onbegrepen blijft. En als het God is dan niet meer en minder dan de ervaring dat dit gaat zoals het gaat en daaruit blijkt dat de natuur alom is, dus ook in mij. En dat ik, mens zoals ik ben, weet wanneer het moment daar is om te schuilen voor de regen. Tot op de seconde kan ik dat bepalen. Als ik er maar voor opensta en eraan toegeef. God is een ervaring, lees Klaas Hendrikse er maar eens op na. Maar het is mijn vader niet of zijn geest, en ook de klassieke God niet, die hier komen spoken. En toch ben ik geraakt, door de orgelmuziek, de weersomslag die in mijn hele lijf is gaan zitten, net als de enorme donderslagen die even indrukwekkend als angstaanjagend waren. En ook: dat ik hier zo goed heb kunnen schuilen.

Nu begin ik onrustig te worden. Half zeven geweest en het regent nog bakken buiten. Om zes uur kwam ik hier aan, het ziet ernaar uit dat ik nog wel een uurtje hier zit. Nu de donder voorbij is en ik al 500 maten dezelfde muziek heb gehoord, ben ik toe aan wat ander vermaak. Nog maar eens naar de parafernalia dan. Een kaartenuitgeefmachine. Veertig eurocent per stuk, de machine wisselt niet. Ik neem twee kaarten van de kerk, dat compenseert voor de niet gemaakte foto. Dan een kijkje bij al de prulletjes, hangertjes, verzilverde miniaturen van de basiliek, onze vrouwe, boekjes, enzoverder. Het kleinste hangertje van Notre Dame kost twee euro. Niet groter dan een één eurocent muntje, maar wel van goud. Om mij deze kerk te herinneren, en om het werk te steunen deze kerk te behouden voor de toekomst, wil ik graag een bijdrage doen in het kunst- en kultuurfonds van Avioth. Dat gaat via de tussenweg van het geloof en de kerk als gemeenschap. Voor mij de eerste keer dat ik mij daarmee inlaat. Zelfs in Barcelona, bij de Sagrada Familia weigerde ik prulletjes als aandenken tegen geringe vergoeding. Pas hier maak ik de omslag naar: ik neem deel aan het behoud van deze kerk. En daar heb ik mijn eigen argumenten bij. Ik houd nu eenmaal van oude stenen, en dan niet een paar, maar het liefst héél erg veel in een mooi verband gestapeld. En ik het gun het anderen ver na mij ook om ervan te genieten. Het hangertje is nu voor mij het symbool van mijn hernieuwde blik op deze prullerij. Het geld gaat in een doosje dat aan de muur hangt. En ik doe er niet 2 euro in, maar een briefje van vijf. Dat zijn toch weer 10 stenen die gered zijn van de ondergang. Vanaf nu hoor ik ook een beetje bij Avioth en Avioth bij mij.

Het druppelt slechts nog buiten, mijn missie is hier ten einde, ik ga op weg om een slaapplaats te zoeken. Met piepende remmen van het water glijd ik voorzichtig naar de hoofdweg. Aan de overkant van de weg een vrouw die haar stoepje ontdoet van het overtollig water. Dochter van dertien in de deuropening. Ik groet vriendelijk knikkend, de vrouw antwoord met afgewend gezicht, het meisje met grote glimlach en nieuwsgierige ogen. "Mam, die meneer kan met dit slechte weer toch wel bij ons slapen?" zegt ze. Half zangerig komt het antwoord, alsof het een mantra is, een bezwering die ze vaker gebruikt: "Hij heeft er voor gekozen om te kamperen, dan moet ie maar kamperen". Met neergeslagen ogen vlucht het meisje naar binnen. Lachend vervolg ik mijn weg, wat een wijsheid.

vrijdag 12 september 2008

Lekke Band

"..het programma van vandaag schrijft fietsen voor. Nog 10 dagen nog 1000 kilometer, geen tijd om te lanterfanten dus. Een vlaams stel op de fiets is inmiddels wel omgekleed en klaar voor een frisse duik. Ik knoop een praatje aan, er komt geen reactie. Ze bevestigen het beeld van de schuchtere vlaming. Zolang ze maar blijven verkondigen dat wij 'hollanders' zoveel makkelijker contact maken en zij daarin berusten, zal het niet veranderen. Iets langer dan gepland, om mijn gemis van een zwempartijtje enigszins te vergoeden met wat meer rusttijd.."

lees het hele bericht

donderdag 11 september 2008

Onze Vrouwe van Avioth

Woensdag 2 juli, bij Orval stop ik even. De rondleiding, daar heb ik nu geen zin in, het risico om straks nog 20 kilometer te moeten fietsen met een paar van die lekkere glazen op is groot aanwezig. En er wacht mij nog een heugelijk feit, over een paar kilometer rijd ik Frankrijk binnen en dan ben ik echt in het buitenland! België telt als zodanig niet mee. Amper de grens over tref ik de zoveelste klim vandaag. En nu bij de zakkende zon is er opeens wel beschutting. De hele dag reed ik op hellingen waar soms een enkel boompje aan de verkeerde, want geen schaduwgevende, kant van de weg stond. Een laatste klim dan, hoop ik. Mijn energie niveau is zodanig laag dat ik amper nog doorheb dat ik fiets. Heel mijn lichaam doet pijn: zonnebrand, kramp, roodgeschuurde liezen, zitvlak met bultjes, tintelende vingers, en droge ogen. Alleen geen hoofdpijn deze keer.

Basilique de Avioth

Omhoog fietsend hoor ik in de verte gerommel, waarschijnlijk weer zo'n te zwaar beladen landbouw vrachtwagen die met veel te hoge snelheid de berg op wil rijden. Kort daarop weer gerommel, ik kijk onder het bladerdek voor mij uit omhoog. Niets dan donkerte, de top is nog niet te zien. De lucht voelt warm en drukkend. Eenmaal boven zie ik een door een zwaar zwart wolkendek overschaduwd dal voor me. Een klein dorpje aan het einde van een lange slingerende afdaling. Ik schat de wind, de afstand en de richting van de wolken in. Brede grijze striemen in de verte geven aan waar het al regent. Nog zo'n 12 kilometer tot Montmedy, daar is de eerstvolgende camping. Ik vrees dat ik het niet droog ga houden. Een flits in de verte, vaag gerommel. Onweer op afstand. Ik tel veel meer dan 10 seconden, ruim 5 kilometer schat ik in. Het donkere wolkendek verplaatst van west naar oost in de richting van mijn route. Ergens gaan we elkaar ontmoeten.

Mijn plan is gemaakt, ik zal schuilen voordat ik Montmedy bereik. En dan maar zien hoelang het duurt. Mijn ogen speuren al in de afdaling naar mogelijke schuilplekken: boerenschuren - het liefst zonder erfhond - bushokjes, kerken, of eventueel een paar bomen. Het regent nog steeds niet. Zo hard ik kan daal ik af. Elke seconde telt nu, kan het verschil uitmaken tussen aangenaam beschut wachten tot het voorbij is en totaal verkleumd rillend een longontsteking oplopen. Op de top heb ik uit voorzorg mijn regenjas al aangetrokken. In de afdaling doorkruis ik Breux en knal langs een uitermate geschikte bushalte om in te schuilen. Nog even nadenken: te laat, ik ben het dorp alweer uit. Wanneer de weg gaat stijgen, bereken ik met behulp van routeboek de afstand naar het volgende dorp. Twee kilometer, min of meer. De flitsen en klappen volgen elkaar nu binnen 6 seconden op. Minder dan 2 kilometer zuidwestelijk voor me loert een enorme cumulonimbus op mij. Toch maar omkeren naar de bushalte? Nah, ik waag het erop, dare devil als ik ben. Op de SBL scoorde ik destijds in het percentiel 90, minder dan 10% van de mensen hebben een grotere spanningsbehoefte dan ik. Maar dat was toen ik twintig was.

Lichtelijk nerveus fiets ik verder. De lucht ziet er zeer onheilspellend en dreigend uit. Ach wat, als ik natregen, fiets ik gewoon door dacht ik daarnet nog. Met het uitzicht dat ik nu heb begin ik steeds meer te verlangen naar een fatsoenlijke schuilplek, een schuur, of een groot gebouw. Een bushalte? Grmmpf, lijkt mij niet dat ik daar echt veel beschutting geniet. Mijn vermoeidheid schijnt niet meer aanwezig, de adrenaline die door mijn angst nu vrijelijk beschikbaar is, zet mijn lichaam aan tot een uiterste krachtsinspanning. Het voelt als aangenaam rondtrappen, er is maar 1 optie want langs de kant van de weg niets dan hagen. Wilde ik nu nog onder een boom schuilen, er zijn er domweg geen. Droog bereik ik Avioth, de weg kronkelt wat en dan is er voor me de afdaling het dorp uit. Net wanneer ik koerszet die richting op, in de naïeve veronderstelling dat ik de laatste 5 kilometer naar Montmedy ook nog wel droog overbrug, knijp ik intuïtief keihard in mijn remmen. Mijn lichaam neemt even het roer over. Links van mij een weggetje omhoog. Met een overtrokken nek scan ik het gebouw dat daar hoog boven mij uittorent. Mijn mond doet van 'WOW'. Ik val haast van mijn fiets van, van... Ja van wat eigenlijk? Ik ben overdonderd, 'speechless' zeggen de amerikanen.

Een gevoelsherinnering aan het moment waarop ik voor het eerst het pauselijk paleis te Avignon zag. Avioth, een stipje op de kaart, 100 inwoners. Met een kathedraal die ook in Parijs nog alle aandacht op zich zou vestigen. Wat een pak stenen! Twee torens massief hoog oprijzend. Het beeld versterkt door de steil oplopende weg ernaar toe. Ik kan niet anders dan even het weggetje inslaan. Minstens een foto frontaal van deze aanblik. Dé Notre Dame maakte destijds minder indruk op me. Maar misschien helpt de adrenaline op dit moment ook een handje om mijn gevoel te versterken. Op de helling, met nog voldoende afstand van het gevaarte om het hele panorama in beeld te krijgen, stop ik. Met fiets tussen benen, probeer ik een foto te nemen. Drup. Flits. Béng. Ineens begint het keihard te waaien, en te regenen. Ik stop snel mijn camera weer weg, dat komt nog wel een keer, jammer van het moment, het licht, de donkere lucht. Ik was gewoon te laat met beslissen en afdrukken. Snel fiets ik omhoog, het regent nu met hele grote druppels. De bliksem flitst over het plein als ik mijn fiets op de standaards zet en onder la recevresse ga staan om wat te schuilen voor de regen.

La Recevresse

Eerst gaat het nog wel, maar de wind neemt toe en de druppels waaien steeds meer over me heen. Langzaam koel ik af, nietsdoend wachtend tot het droog wordt. Ik verschuif wat naar de enige bemuurde wand van de "offerandeontvanger", maar ook daar ben ik niet veilig voor de tot stortbui aangewakkerde regen. De wind haalt makkelijk een 6-je op Beaufort. Het onweer galmt al minuten in het dal net buiten Avioth. De bui is te zwaar om de helling, die ik wél opkwam, te nemen. Ik snap best dat je daar kwaad om wordt, maar om dat dan op ons af te reageren... Ik eet maar eens een mueslireep, daar heb ik er zat van bij me. De regen neemt nog meer toe, ik zie amper een hand voor ogen. Het water stroomt gutsend van mijn fietstassen af. Er komt een auto aan, parkeert op het pleintje. Twee mensen met de jassen over hun hoofden getrokken, rennen de plassen ontwijkend naar de zijingang van de kerk. In het voorbijgaan kijkt de man me lachend aan. Het is tijd om mijn verzet tegen de natuur op te geven, dit gaat nog wel even door zo. Ik haak de voortas met proviand van de fiets en vlucht de kerk in.

Wordt vervolgd

woensdag 10 september 2008

Hoever gaan we?

Blote kont!


Tot het gaatje als het moet, maar in dit geval is dat wel een heel schunnige opmerking. Bergpas, Amersfoort Noord, ochtendspits. Half Vathorst onderweg in de auto naar Amsterdam e.o. Voor werk. Meerendeel man, ja Amersfoort is een vooruitstrevende gemeente! En dan dit billboard langs de weg. In Amersfoort notabene, de hoofdstad van protestants christelijk Nederland. In Utrecht hing eerder een billboard van Hunkermöller dat voor veel ophef zorgde. De Christen Unie ter plaatse vroeg het college om opheldering. Bikker, fractievoorzitter: "We zijn jaren bezig geweest met de emancipatie van vrouwen. Zij moeten niet worden beschouwd als lustobject." Tja wat moet dat moet en wat niet moet, dat gebeurt toch! De burka is niet voor niets uitgevonden!

En dan rijd je daar, fris geschoren, net je vrouw een kus gegeven, je 1,8 kinderen een bol over de aai gegeven en in je middenklasser gestapt. Alleen. Kop aan kont schuiven de auto's langzaam richting stoplicht. Jij kijkt eens voor je, een vent die zich nog even vlug scheert achter het stuur. Naast je peutert iemand in z'n neus, niet ontbeten zeker. En dan kriebelt er iets rechts in je blikveld. Als een magneet trekt een verschijning op een enorm billboard je volledige aandacht. Je kijkt, kijkt nog een keer. Slikt, en slikt nog maar een keer. Je oogleden verwijden zich, en je overstrekt je nek om het beeld volledig in je op te nemen. Pas dan registreert je brein wat je ziet, waar je lichaam geen moment over twijfelde. Een vrouw in blote kont! Terwijl je wat frot aan je gulp vanwege een ongemakkelijk aanvoelende kruisstreek, bedenk je ineens dat je ook ouderling bent van de plaatselijke hervormde gemeente.

dinsdag 9 september 2008

Regen

Donderdag 3 juli in Montmedy. Gisteravond het gigantische onweer over Noord-Frankrijk, het gesprek van de dag. Iedereen heeft wel een verhaal over wat ie deed op het moment dat de hardste donderklappen over het land galmden. Half doof werd de een, de ander voelde het tot in zijn ingewanden. En dan de stortregens. Alsof de Moesson tot in Frankrijk is doorgedrongen. Straten blank, fietsers die tot aan hun assen door de plassen ploeterden. Het schuilen in schuren, bushokjes of zelfs onder bomen - hoe dom gevaarlijk met al die bliksemflitsen.
En vanochtend verwacht iedereen weer de stralende zon van de afgelopen dagen. Want we zijn toch in Frankrijk, en het is toch al juli! Maar niets van dat al! Door de nacht heen vielen talloze kleine buitjes. En nu vanochtend is het druielerig, met af een toe een flinke plens wanneer de wind even aanwakkert. Na de hitte van de afgelopen dagen is dit wennen. Het is niet koud, maar frisjes. Ik vind het eigenlijk wel lekker, mijn verbrande plekken op armen en benen krijgen zo wat rust van de brandende zon en het ademen gaat me ook beter af, meer zuurstof in deze koudere en nattere lucht. Ik voel me fitter en heb eigenlijk wel zin om wat te doen. Want om nu de hele dag in de tent te gaan liggen afwachten tot het stopt met regenen... Alleen de gedachte eraan zet me al tot daden. Ik wandel maar eens rond om hier en daar te vragen naar de verwachtingen, persoonlijk en officieel, over het weer.

Mijn buren uit Bastogne, Ariel en Sara, zien het niet zitten: "We fietsen niet als het regent, daar heb ik geen zin in." luidt zijn duidelijke antwoord. Ik riposteer nog dat het vanmiddag best beter zal zijn, "kijk daar in de verte, richting zuiden, is de lucht al wat lichter dan hier": de aartsoptimist in mij is vanochtend ook wakker geworden. Ze gaan de oude vesting bezoeken. Ik niet, ik ga fietsen, er komen nog genoeg oude stenen op mijn pad en die bekijk ik liever als het droog is. Regen? Fietsen! Nat word je toch en op de fiets heb je daar het minste last van, je bent toch al nat van het zweten. Enig minpuntje is dat het wat kouder aanvoelt. Vandaag is de luchttemperatuur nog ver boven de twintig, deste meer reden om te fietsen. Het is rustig op de weg en het voelt als een maandag waarop half Frankrijk last heeft van het weekend. Maar misschien is dit gewoon een rustige streek. Ik kom maar weinig mensen tegen, de regen wordt langzaam minder, en het golft hier veel aangenamer dan de afgelopen dagen. Eigenlijk is het een prima dag om te fietsen!

Ondanks het weinige verkeer ben ik niet de enige die op pad is. Het is zelfs erg druk op de weg en voortdurend manoeuvreer ik om botsingen, een ongeval met letselschade, of zelfs een dodelijke aanrijding te voorkomen. Honderden, nee duizenden slakken zijn op weg van de ene kant naar de andere kant van de weg. Ze kruisen allemaal mijn route, of nee: ik kruis het pad van al deze euhh wandelaars? Nee kruipers, of wacht: glijders. Ja dat is het ze glijden voort over hun eigen slijm. Maar echt glijden is het niet, want telkens wanneer ze een stukje voortgegleden zijn, moeten ze de glijbaan weer voor hen fabriceren. Alsof Erben Wennemars met een instant ijsmachine op zijn rug, na elke gegleden meter, de volgende weer moet voorzien van een laagje glij-ijs. Dat schiet niet op, alhoewel het me wel een eerlijke uitdaging lijkt. Of, zou ik dan met een asfalteermachine op mijn fiets moeten rondrijden?

Wat er gebeurt met al die slakken is al te voorspelbaar als gruwelijk. De minderheid haalt de finish. Het is geen wedstrijd in wie er het eerst is, het is een wedstrijd in wie er aankomt. Zoals in essentie elke wedstrijd een persoonlijke strijd is, het gaat om jouw finish, het heelhuids aankomen op de afgesproken plek. En de vraag stellen, 'waarom steken die slakken de weg over', is naief. Ze trekken op het moment dat er voldoende vocht in de grond zit. Dat is geen reden maar een biologische vaststelling. Het beestje is geprogrammeerd om dat te doen, vrij naar Darwin is de aanpassing om te trekken bij vochtige grond voor de slak een succesvolle overlevingsstrategie. En ondanks onze slakverdelgingsstroken, blijft de soort toch bestaan. Er is nog geen noodzaak voor de slak om onze wegen te mijden.

We blijven mensen en gaan toch verder op zoek naar een reden voor dit gedrag van de slak. Zou er niet een diepere grond zitten achter het oversteken van de weg, wat haast lijkt op een kamikaze actie? Zijn de slakken levensmoe en is dit hun euthanasie praktijk? Dan ben ik de euthanasie arts zonder papieren, want een enkeling is onder mijn achterband tot prut gedrukt. Bruine prut, die opdroogt tot die bruine vlekjes op de weg die je in Frankrijk veelvuldig ziet een paar dagen na de laatste regen. En ik altijd maar denken dat dat modder was! Is dit het dan, is dit de simpele verklaring voor het gedrag van deze beesten? Een zelfverkozen einde aan hun leven? Of is de werkelijkheid veel gruwelijker, maar ook natuurlijker? En heeft het te maken met het toeval volgens Darwin? Is de eerste slak die ooit stierf op de weg aanleiding voor massa eettoerisme? Want de slak is natuurlijk ook gewoon een voedzaam hapje, vraag maar eens aan een fransman.

Een gedeelte van deze tekst verscheen als blog op Vroege Vogels.

maandag 8 september 2008

In Print!

In 2006 maakte ik een fietstocht van huis naar de Middelandse Zee en terug. Ik volgde de route van "De Groene Weg naar de Middelandse Zee", een uitgave van Pirola in samenwerking met de Fietskaart Informatie Stichting. Mijn ervaringen met het gebruik van deze route stuurde ik naar de maker. Daarop volgde een email-wisseling over mijn opmerkingen met het verzoek om toelichting. Op de achtergrond mengde de vrouw van de routemaker zich in deze communicatie door het terugmelden van mijn opmerkingen op mijn weblog over de reis die ik maakte: Toer de Frans. De foto's daarbij vielen op en ik kreeg het verzoek of ik voor de volgende editie van het routeboekje wat foto's wilde 'afstaan'. De nieuwe druk van De Groene Weg deel 1 kwam in mei uit en ligt, met een aantal foto's van mij erin, nu in de betere reisboekhandel!

zondag 7 september 2008

Au Bord du Lac

En heel stereotypisch snauwen ze voortdurend op de kinderen. In het duits klinkt dat meteen een stuk onaangenamer dan in welke taal dan ook. De stress van het alleen zorgen voor de kinderen staat bij hen op gespannen voet met het willen genieten van de vakantie. Ik voel me gezegend en duik met een bevrijd gevoel mijn tent in: goddelijk slapen aan de oever van de Ain! De enige vrees is dat vannacht de dam breekt...

lees het hele bericht

zaterdag 6 september 2008

Kies Voor Fiets

Ik wil helemaal niet met de trein terug. Niet omdat het een beter gevoel geeft om ook terug te fietsen. Of omdat de terugweg heel anders is dan de heenweg - wat overigens wel gewoon waar is. Of omdat ik een hekel aan de trein zou hebben. Ik ga bij voorkeur niet met de trein omdat ik opzie tegen het gedoe van het slepen met mijn fiets in mijn eentje. En het risico van bagage, of erger de fiets, "verliezen". In mijn hoofd hebben zich inmiddels angstige visioenen gevormd van heel hoge steile trappen waar ik mijn fiets tegen op moet slepen. Met bagage en al een gewicht van over de 50 kilogram. Bijvoorbeeld op het TGV station in Avignon.

lees het hele bericht

vrijdag 5 september 2008

Miet & Griet

Ik wil het dier liever niet te dicht bij me hebben en deins wat naar achteren. Met een grote glimlach die mij voorkomt alsof ze in een ander universum verkeert dan ik doet ze nog een stapje nader tot me. Ik roep snel: "oh wat mooi" en ze loopt weer verder. Wanneer ze de bocht voorbij zijn en uit het zicht vraag ik me nog minutenlang af wat ik nu gezien heb. Mystiek, surrealistisch, on-aards, spiritueel: termen die door mijn hoofd schieten bij het proberen te benoemen van wat ik net zag. Ik aarzel om weer op mijn fiets te stappen, bang als ik ben dat ik ze op mijn weg naar beneden niet meer zal passeren, omdat ze er net niet 'echt' waren.

lees verder