Uren van eindeloze regen op het glas hebben langzaam de laatste fut uit mijn lijf doen stromen. Liggend op de bank staar ik door het glas dat vanwege de waterstralen een vreemde blik op de wereld buiten biedt. De kaarsrechte kastanje is vervormd tot een kronkelige reuze bonsaiboom. M'n ogen vallen af en toe dicht, hier achter het dubbelglas is de warmte van de zonnige voormiddag nog steeds voelbaar. Zal ik opstaan? Iets te drinken pakken? Lome benen laten me nog even twijfelen. Veel zin om iets anders te doen dan voor me uit staren heb ik niet. Het is wel goed zo.
De striemende slagregens vormen een boeiend schouwspel. Niemand die praat, geen andere geluiden dan het aanzwellende en afzwakkende getik van de regen tegen de ruiten. Mijn gedachten vervloeien met het natuurgeweld buiten, ik soes weer weg. Wat ik gisteren gedaan heb, de laatste keer dat ik spinazie at - ik houd niet bijzonder van spinazie maar volgens het voedingscentrum is het erg gezond om regelmatig groene groente te eten, spinazie is erg groen. M'n maag rommelt. Denkend aan eten krijg ik meteen trek. Geen zin om op te staan, ik negeer het gerommel, staar weer naar buiten.
De bel gaat. Ik probeer het te negeren. Meteen raak ik geagiteerd. Niet door de bel, wel van mijn poging niet op te staan, er geen gehoor aan te geven. Nog een keer klinkt de bel. Met gesloten ogen wacht ik tot de rust in mijn lijf is weergekeerd. Het rustgevend zicht naar buiten ben ik vergeten, het getik van de regen is vervaagd. Ik hoor alleen nog mijn interne stem: Niet opendoen, wacht tot het voorbij gaat. Maar ook ben ik nieuwsgierig: Wie zou het zijn, rond etenstijd? Vermoedelijk niet iemand die ik ken. Ik denk aan een collectant of erger, een colporteur. Doodstil blijf ik liggen, alsof ik bang ben dat ik mijzelf verraad, probeer ik zo zacht mogelijk te ademen. Geklepper van de brievenbus. Een stem klinkt. Verdomme, denk ik, welke idioot schreeuwt er nu door mijn brievenbus. Met de deur naar de gang gesloten kan ik niet horen wat er geroepen wordt, wel dat het een vrouwenstem is. Ik herken haar niet. Hard slaat ze een paar keer de klep op en neer. Dan is het stil. Ik ontspan, ze is weg. In een paar minuten doezel ik weer weg. Wie zou het zijn geweest? Als ik haar niet ken, waarom wilde ze dan zo graag naar binnen? Was het een mooie vrouw? Uit toonhoogte en intonatie destilleer ik een jonge vrouw, blond met een open en rond gezicht. Ik dagdroom wat weg met dit beeld en nestel me lekker op de bank met een tevreden glimlach op mijn gezicht.
De ramen in de keukendeur trillen in hun sponning van het gebonk ertegen aan. Ik schrik op uit mijn sensuele gedachten, val haast van de bank wanneer ik op wil staan. Mijn hart klopt in mijn keel. Ik wrijf mijn ogen uit, wankel even en loop dan naar de keuken toe. Het gebonk houdt aan, nu hoor ik ook een schelle stem mijn naam roepen. "Doe open, het regent!"
"Wie ben je?" schreeuw ik terug. Ik loop naar de deur en buig met mijn hand een paar luxaflexlamellen om, zodat ik naar buiten kan kijken. Haar vuist raakt net weer het glas en instinctief spring ik naar achteren. "Hou op met bonken!", gil ik het geschrokken uit.
"Doe dan open man! Ik ben doorweekt!"
Nog steeds weet ik niet wie er op mijn raam staat te bonken en waarom. De situatie verwart mij. Op de automatische piloot loop ik naar de voordeur. Alsof ik gehypnotiseerd ben, open ik die en wenk naar links, waar de vrouw nog op mijn keukenraam staat te bonken, dat ze naar binnen moet komen. Hoge hakken trippen door de diepe plas die voor de deur is ontstaan. Ze hupt over de drempel en staat dan op de mat. Ik stap opzij, ze heeft haar hoofd nog naar beneden gebogen alsof ook hierbinnen de regen haar nog geselt.
"Waarom duurde het zolang?" roept ze mij ter verantwoording voor het lange wachten.
"Wie ben je?" vraag ik terwijl ik de punt van haar capuchon naar achteren probeer te trekken.
Ze slaat mijn hand weg, richt haar hoofd op en kijkt mij strak aan. Ik gebaar dat ze naar voren moet stappen zodat ik de deur kan sluiten. Ze schudt haar jas even uit en maakt dan plaats. Wanneer de deur dicht is, vraag ik haar om haar jas uit te trekken.
"Momentje", zegt ze en steekt haar hand uit. Zonder aarzelen grijp ik die vast. "Miriam, zeg maar Miriam." Een grote glimlach en ik smelt een beetje. "Wat kom je doen Miriam?"
Wordt vervolgd
woensdag 17 september 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
4 opmerkingen:
Jaaaaaa...goed begin! Het maakt nieuwsgierig naar het vervolg, dat is een prima criterium. Nu alleen oppassen dat -om eventueel gebrek aan verhaal te compenseren- de Dehnung toeslaat. Je weet wat ik bedoel. Vind de spinazie een mooi detail, helemaal als dat later op een of andere manier nog eens terugkomt, als een motiefje. Succes! Groet, Arthur
Een sombere start (herkenbaar!) maar Miriam houdt vol. Een soort van Maria-verschijning (Meryem!)?
Ben benieuwd of ze ook voldoet aan de eerder 'gedestilleerde' beschrijving. You've got the power!
Gezien de titel zit het vervolg al in je hoofd (of het is gewoon een lokkertje voor het aantal hits, haha!). Ga zo verder!
Heren, dank!
De Maria verschijning is goed gevonden Lo! Zou Popeye in het vervolg nog ten tonele komen?
Arthur, "om gebrek aan verhaal te compenseren": die is in de roos! Nu begrijp ik echt wat je bedoelt.
Blijf maar komen met die scherpe opmerkingen, opdrachtjes en interpretaties. Het maakt het spannender, zwaarder (niet moeilijker hoor!) en lonender om door te schrijven.
Het waarom van de titel is denk ik voor Arthur al duidelijk. Niet anders dan de reden dat ik destijds aan Vino Tinto begon.
Noot: het simpelweg noemen van: "gooi er maar wat sex of bloot in, dat werkt altijd" was een goede startup om dit verhaal te schrijven. Zoals destijds "iets met dialoog, actie en plot", bij Vino tinto.
Een reactie posten