Woensdag 2 juli, bij Orval stop ik even. De rondleiding, daar heb ik nu geen zin in, het risico om straks nog 20 kilometer te moeten fietsen met een paar van die lekkere glazen op is groot aanwezig. En er wacht mij nog een heugelijk feit, over een paar kilometer rijd ik Frankrijk binnen en dan ben ik echt in het buitenland! België telt als zodanig niet mee. Amper de grens over tref ik de zoveelste klim vandaag. En nu bij de zakkende zon is er opeens wel beschutting. De hele dag reed ik op hellingen waar soms een enkel boompje aan de verkeerde, want geen schaduwgevende, kant van de weg stond. Een laatste klim dan, hoop ik. Mijn energie niveau is zodanig laag dat ik amper nog doorheb dat ik fiets. Heel mijn lichaam doet pijn: zonnebrand, kramp, roodgeschuurde liezen, zitvlak met bultjes, tintelende vingers, en droge ogen. Alleen geen hoofdpijn deze keer.
Omhoog fietsend hoor ik in de verte gerommel, waarschijnlijk weer zo'n te zwaar beladen landbouw vrachtwagen die met veel te hoge snelheid de berg op wil rijden. Kort daarop weer gerommel, ik kijk onder het bladerdek voor mij uit omhoog. Niets dan donkerte, de top is nog niet te zien. De lucht voelt warm en drukkend. Eenmaal boven zie ik een door een zwaar zwart wolkendek overschaduwd dal voor me. Een klein dorpje aan het einde van een lange slingerende afdaling. Ik schat de wind, de afstand en de richting van de wolken in. Brede grijze striemen in de verte geven aan waar het al regent. Nog zo'n 12 kilometer tot Montmedy, daar is de eerstvolgende camping. Ik vrees dat ik het niet droog ga houden. Een flits in de verte, vaag gerommel. Onweer op afstand. Ik tel veel meer dan 10 seconden, ruim 5 kilometer schat ik in. Het donkere wolkendek verplaatst van west naar oost in de richting van mijn route. Ergens gaan we elkaar ontmoeten.
Mijn plan is gemaakt, ik zal schuilen voordat ik Montmedy bereik. En dan maar zien hoelang het duurt. Mijn ogen speuren al in de afdaling naar mogelijke schuilplekken: boerenschuren - het liefst zonder erfhond - bushokjes, kerken, of eventueel een paar bomen. Het regent nog steeds niet. Zo hard ik kan daal ik af. Elke seconde telt nu, kan het verschil uitmaken tussen aangenaam beschut wachten tot het voorbij is en totaal verkleumd rillend een longontsteking oplopen. Op de top heb ik uit voorzorg mijn regenjas al aangetrokken. In de afdaling doorkruis ik Breux en knal langs een uitermate geschikte bushalte om in te schuilen. Nog even nadenken: te laat, ik ben het dorp alweer uit. Wanneer de weg gaat stijgen, bereken ik met behulp van routeboek de afstand naar het volgende dorp. Twee kilometer, min of meer. De flitsen en klappen volgen elkaar nu binnen 6 seconden op. Minder dan 2 kilometer zuidwestelijk voor me loert een enorme cumulonimbus op mij. Toch maar omkeren naar de bushalte? Nah, ik waag het erop, dare devil als ik ben. Op de SBL scoorde ik destijds in het percentiel 90, minder dan 10% van de mensen hebben een grotere spanningsbehoefte dan ik. Maar dat was toen ik twintig was.
Lichtelijk nerveus fiets ik verder. De lucht ziet er zeer onheilspellend en dreigend uit. Ach wat, als ik natregen, fiets ik gewoon door dacht ik daarnet nog. Met het uitzicht dat ik nu heb begin ik steeds meer te verlangen naar een fatsoenlijke schuilplek, een schuur, of een groot gebouw. Een bushalte? Grmmpf, lijkt mij niet dat ik daar echt veel beschutting geniet. Mijn vermoeidheid schijnt niet meer aanwezig, de adrenaline die door mijn angst nu vrijelijk beschikbaar is, zet mijn lichaam aan tot een uiterste krachtsinspanning. Het voelt als aangenaam rondtrappen, er is maar 1 optie want langs de kant van de weg niets dan hagen. Wilde ik nu nog onder een boom schuilen, er zijn er domweg geen. Droog bereik ik Avioth, de weg kronkelt wat en dan is er voor me de afdaling het dorp uit. Net wanneer ik koerszet die richting op, in de naïeve veronderstelling dat ik de laatste 5 kilometer naar Montmedy ook nog wel droog overbrug, knijp ik intuïtief keihard in mijn remmen. Mijn lichaam neemt even het roer over. Links van mij een weggetje omhoog. Met een overtrokken nek scan ik het gebouw dat daar hoog boven mij uittorent. Mijn mond doet van 'WOW'. Ik val haast van mijn fiets van, van... Ja van wat eigenlijk? Ik ben overdonderd, 'speechless' zeggen de amerikanen.
Een gevoelsherinnering aan het moment waarop ik voor het eerst het pauselijk paleis te Avignon zag. Avioth, een stipje op de kaart, 100 inwoners. Met een kathedraal die ook in Parijs nog alle aandacht op zich zou vestigen. Wat een pak stenen! Twee torens massief hoog oprijzend. Het beeld versterkt door de steil oplopende weg ernaar toe. Ik kan niet anders dan even het weggetje inslaan. Minstens een foto frontaal van deze aanblik. Dé Notre Dame maakte destijds minder indruk op me. Maar misschien helpt de adrenaline op dit moment ook een handje om mijn gevoel te versterken. Op de helling, met nog voldoende afstand van het gevaarte om het hele panorama in beeld te krijgen, stop ik. Met fiets tussen benen, probeer ik een foto te nemen. Drup. Flits. Béng. Ineens begint het keihard te waaien, en te regenen. Ik stop snel mijn camera weer weg, dat komt nog wel een keer, jammer van het moment, het licht, de donkere lucht. Ik was gewoon te laat met beslissen en afdrukken. Snel fiets ik omhoog, het regent nu met hele grote druppels. De bliksem flitst over het plein als ik mijn fiets op de standaards zet en onder la recevresse ga staan om wat te schuilen voor de regen.
Eerst gaat het nog wel, maar de wind neemt toe en de druppels waaien steeds meer over me heen. Langzaam koel ik af, nietsdoend wachtend tot het droog wordt. Ik verschuif wat naar de enige bemuurde wand van de "offerandeontvanger", maar ook daar ben ik niet veilig voor de tot stortbui aangewakkerde regen. De wind haalt makkelijk een 6-je op Beaufort. Het onweer galmt al minuten in het dal net buiten Avioth. De bui is te zwaar om de helling, die ik wél opkwam, te nemen. Ik snap best dat je daar kwaad om wordt, maar om dat dan op ons af te reageren... Ik eet maar eens een mueslireep, daar heb ik er zat van bij me. De regen neemt nog meer toe, ik zie amper een hand voor ogen. Het water stroomt gutsend van mijn fietstassen af. Er komt een auto aan, parkeert op het pleintje. Twee mensen met de jassen over hun hoofden getrokken, rennen de plassen ontwijkend naar de zijingang van de kerk. In het voorbijgaan kijkt de man me lachend aan. Het is tijd om mijn verzet tegen de natuur op te geven, dit gaat nog wel even door zo. Ik haak de voortas met proviand van de fiets en vlucht de kerk in.
Wordt vervolgd
donderdag 11 september 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten